Werk dat gedaan wordt in de gig economy stelt het arbeidsrecht voor nieuwe uitdagingen. Een platformwerker heeft te maken met twee wederpartijen: het platform en de opdrachtgever. De belangrijkste vraag is of hij met één van beide een arbeidsovereenkomst heeft. Dat is de afgelopen tijd al een lastige vraag gebleken voor de gewone economie; zie de Wet DBA. In de platformeconomie is dat nog veel ingewikkelder. Dat komt omdat de typische werkgeverstaken nu verdeeld zijn over twee partijen. Verder zijn de taken soms zo overzichtelijk dat er geen gezag meer bij komt kijken.
Als een platformwerker wel een arbeidsovereenkomst heeft, is dat direct bedreigend voor het platform. De Belastingdienst en het pensioenfonds kunnen zich dan melden, evenals de arbeidsinspectie. Is er geen sprake van een arbeidsovereenkomst, dan is het platform niet meteen buutvrij. Ook dan zijn er mogelijk arbeidswetten van toepassing.
Of er nu wel of geen arbeidsovereenkomst is, in ieder geval spelen dezelfde problemen als in andere werkrelaties, zoals:
- mag er gediscrimineerd worden?
- mag er gestaakt worden?
- kunnen er cao’s worden afgesproken?
Dit zijn allemaal vragen waar de komende jaren vermoedelijk een antwoord op moet worden geformuleerd door het arbeidsrecht. Als dat niet gebeurt, gaat de gig economy aan de haal met ons arbeidsrecht. In deze bijdrage wordt dit verder besproken.
Dit artikel is gepubliceerd in Tijdschrift voor Arbeid & Onderneming (TAO) 2017/2. Lees het volledige artikel of zie voor meer informatie over dit onderwerp onze website Platformarbeid.