De publicatiepraktijk van het OM vereist terughoudendheid
Hoewel het OM niet verplicht is om tijdens lopend strafrechtelijk onderzoek de publiciteit op te zoeken en hiervoor geen grondslag bestaat, is dit uitgegroeid tot vaste praktijk. In het licht van de onschuldpresumptie van artikel 6 lid 2 EVRM en de belangen van de verdachte rijst de vraag of deze praktijk gerechtvaardigd is.
Het OM publiceert met regelmaat persberichten over lopende strafzaken en informeert de media daarover. Artikel 10 EVRM geeft het publiek het recht op informatie, onder meer over strafprocessen. Dit betekent dat de onschuldpresumptie autoriteiten niet geheel kan verbieden het publiek te informeren over lopende strafrechtelijke onderzoeken.1 Het is (bijvoorbeeld) goed voorstelbaar dat het OM reden ziet voor het uitbrengen van een persbericht bij maatschappelijke onrust,2 maar artikel 10 EVRM verplicht het OM geenszins om zonder noodzaak over lopende strafzaken te publiceren. Daarbij bestaat voor dergelijke publicaties geen (wettelijke) grondslag.
Wanneer het OM besluit om lopende het onderzoek de openbaarheid in te treden, moet blijkens rechtspraak van het EHRM de nodige terughoudendheid worden betracht,3 ook wat betreft de woordkeuze.4 Zo is sprake van strijdigheid met artikel 6 lid 2 EVRM wanneer “a statement by a public official concerning a person charged with a criminal offence reflects an opinion that he is guilty”.5 Slechts binnen het strafproces zelf geldt een uitzondering op de onschuldpresumptie. Ook los van artikel 6 EVRM is het voorbarig publiceren over een lopende strafzaak onomkeerbaar schadelijk voor de verdachte, onder meer doordat dit diens reputatie ondermijnt en het sentiment rondom de strafzaak beïnvloedt.
Verder brengt het gebrek aan grondslag mee dat verdachten die het onderwerp zijn van een perspublicatie hiertegen niets kunnen beginnen. Zij kunnen hier pas na publicatie middels de civiele route tegen opkomen, maar dan is de schade reeds geleden. Ook kan niet gecontroleerd worden op basis waarvan het OM beslist wat in de openbaarheid wordt gebracht.6
Een saillant voorbeeld van publiekelijk optreden van het OM betreft de strafzaak omtrent Frits van Eerd en Theo E. Het OM stelde vlak na de aanhouding van een aantal verdachten dat E. “wordt gezien als spin in het web” van witwasconstructies.7 Maandenlang heeft het OM hem op deze manier neergezet, om vervolgens op de tenlastelegging geen woord meer te wijden aan vermeend witwassen door E. Ook vond in deze strafzaak een opmerkelijke primeur plaats. De zaaksofficier heeft namelijk na de zitting, maar voorafgaande aan de uitspraak, zijn requisitoir nog wat kracht bijgezet in een podcast van het Financieel Dagblad, door zijn gedachten over deze zaak uitgebreid uiteen te zetten.8 Catchy uitspraken en dit soort optredens zijn onnodig, ongepast en staan op gespannen voet met het EVRM.
Uitlatingen over de vermeende gedragingen van verdachten horen thuis op de zitting. Tot die tijd behoort het OM strikt terughoudend met persuitingen om te gaan, zowel wat betreft de regelmaat als de inhoud daarvan.
- 1
EHRM 10 februari 1995, ECLI:CE:ECHR:1995:0210JUD001517589 (Allenet de Ribemont t. Frankrijk), r.o. 38.
- 2
Zie bijvoorbeeld Hof Den Haag 15 januari 2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:8, zoals op 5 juni 2020 in stand gelaten door de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2020:1010), met toepassing van artikel 81 RO.
- 3
EHRM 10 februari 1995, ECLI:CE:ECHR:1995:0210JUD001517589 (Allenet de Ribemont t. Frankrijk), r.o. 38. Zie tevens HR 13 juli 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA3161 (Clickfondszaak).
- 4
Zie onder meer EHRM 26 juni 2002, ECLI:CE:ECHR:2002:0326JUD004829799 (Butkevičius t. Litouwen), r.o. 49-50.
- 5
Zie onder meer EHRM 10 februari 1995, ECLI:CE:ECHR:1995:0210JUD001517589 (Allenet de Ribemont t. Frankrijk), r.o. 35; EHRM 28 maart 2017, ECLI:CE:ECHR:2004:1110JUD004611799 (Kemal Coşkun t. Turkije), r.o. 42.
- 6
Dit in tegenstelling tot het bestuursrecht, waar een verplichting tot het publiceren van bestuurlijke boetebeschikkingen bestaat. De voorgenomen publicatie wordt aan de betrokkene voorgelegd en er mag pas tot publicatie worden overgaan na een bedenktijd, waarin de betrokkene om een rechterlijke toetsing kan verzoeken teneinde de publicatie te voorkomen.
- 7
‘Meerdere aanhoudingen in omvangrijk witwasonderzoek’, om.nl 13 september 2022. Hier loopt de media vervolgens mee weg. Zie bijvoorbeeld ‘Jumbo-topman verhoord in witwaszaak’, NRC 13 september 2022.
- 8
Zie de vierde aflevering van de podcast ‘De zaak Frits van Eerd’ van het FD. Ook wordt in deze aflevering door advocaat Christian Flokstra kritiek geleverd op de perspublicaties van het OM en reageert officier van justitie Jan Hoekman hierop.