Selectie van rechtspraak van het Hof van Justitie op prejudiciële vragen over consumentenrecht

Article
EU Law

Hieronder vindt u een selectie van recente rechtspraak van het Hof van Justitie over prejudiciële vragen over het consumentenrecht tussen april en juli 2025.

Arrest van het Hof 1 August 2025 in zaak C-772/24 InterfelHet Hof verduidelijkt dat etiketten die rechtstreeks op groenten en fruit zijn aangebracht, niet automatisch als “verpakkingen” in de zin van Richtlijn 94/62/EG worden beschouwd. Zij worden alleen als verpakking beschouwd indien zij ten minste één van de verpakkingsfuncties vervullen (insluiten en bescherming; verlading en aflevering; of aanbieding) en onder een van de drie categorieën verpakkingen vallen (verkoop- of primaire verpakking, verzamel- of secundaire verpakking, verzend- of tertiaire verpakking) die in de richtlijn zijn omschreven.
Arrest van het Hof van 19 juni 2025 in zaak C-396/24 Lubreczlik

Het Hof oordeelt dat Artikel 7, lid 1, van richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten moet aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen nationale rechtspraak volgens welke de verkoper, wanneer een leningsovereenkomst nietig wordt verklaard omdat zij een als oneerlijk aangemerkt beding bevat, van de consument terugbetaling kan eisen van het volledige nominale bedrag van de verstrekte lening, ongeacht het bedrag van de aflossingen die de consument ter uitvoering van die overeenkomst heeft verricht en ongeacht het nog verschuldigde bedrag.

Het Hof ook oordeelt dat Artikel 7, lid 1, van richtlijn 93/13 moet aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale wettelijke regeling volgens welke de aangezochte rechter gehouden is om de uitspraak houdende toewijzing van de vordering van de verkoper tot terugbetaling van bedragen die zijn betaald in het kader van een leningsovereenkomst die nietig is verklaard wegens een daarin opgenomen oneerlijk beding, ambtshalve onmiddellijk uitvoerbaar te verklaren wanneer de consument berust in de vordering van de verkoper, voor zover het nationale recht die rechter niet toelaat om alle maatregelen vast te stellen die noodzakelijk zijn om de consument te beschermen tegen de uiterst nadelige gevolgen die deze nietigverklaring voor hem zou kunnen hebben.

Arrest van het Hof van 5 juni 2025 in Zaak C‑280/24 Malicník

Het Hof verduidelijkt dat, overeenkomstig artikel 3, lid 1, en artikel 4, lid 1, van richtlijn 93/13/EEG, een clausule over „ dossierkosten” in een kredietovereenkomst met een consument niet als oneerlijk wordt beschouwd indien de kosten overeenstemmen  met diensten of uitgaven die de kredietinstelling daadwerkelijk heeft gemaakt voor het sluiten van de overeenkomst. Bovendien mogen de verschillende kosten elkaar niet overlappen, zodat elke kost zijn eigen rechtvaardiging moet hebben.

Het doorberekenen van de kosten van de economische activiteit van de financiële instelling aan de klant is op zich niet oneerlijk. De gevraagde kosten mogen echter niet disproportioneel zijn ten opzichte van de geleverde diensten en het totale bedrag van de lening.

Arrest van het Hof van 5 juni 2025 in zaak C-310/24 ZapadHet Hof verduidelijkt dat artikel 27 van Richtlijn 2011/83/EU, dat een consument vrijstelt van betaling voor een dienst in geval van "ongevraagde levering van goederen", niet van toepassing is wanneer een consument een geldig overeenkomst voor de levering van elektriciteit heeft, maar de meter defect is. In dergelijke gevallen is de elektriciteit altijd geleverd onder een geldig overeenkomst en door de klant verbruikt, zelfs als deze niet nauwkeurig is gemeten.
Arrest van het Hof van 5 juni 2025 in zaak C-749/23 innogy EnergieHet Hof verduidelijkt dat overeenkomstig richtlijn 93/13/EEG een clausule in een overeenkomst van bepaalde duur voor de levering van elektriciteit tegen vaste prijs, die de leverancier het recht geeft om consumenten die hun betalingen niet nakomen automatisch een forfaitaire boete op te leggen, als oneerlijk kan worden beschouwd, met name wanneer deze boete onevenredig is aan de daadwerkelijke economische schade die de leverancier lijdt. Bovendien voldoet deze clausule aan de transparantievereisten indien zij in de overeenkomst is opgenomen en zo is geformuleerd dat een gemiddelde consument de inhoud en de gevolgen ervan gemakkelijk kan begrijpen, met name wanneer de overeenkomst langs elektronische weg wordt gesloten, aangezien de consument de economische gevolgen van de clausule moet kunnen beoordelen.
Arrest van het Hof van 15 mei 2025 in zaak C-100/24 - bonprixHet Hof oordeelt dat Artikel 6, onder c), van richtlijn 2000/31/EG („richtlijn inzake elektronische handel”) moet aldus worden uitgelegd dat een reclameboodschap op de website van een onderneming die actief is in de onlinehandel waarin een bijzondere betalingswijze wordt aangeboden, onder het begrip „verkoopbevorderende aanbieding” in de zin van deze bepaling valt voor zover die betalingswijze de ontvanger van die boodschap een objectief en zeker voordeel verschaft dat zijn gedrag bij de keuze van een goed of dienst kan beïnvloeden.
Arrest van het Hof van 8 mei 2025 in zaak C-410/23 PielatakHet Hof verduidelijkt in het bijzonder dat artikel 2, onder b), van richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten, gelezen in het licht van overweging 17 van richtlijn 2011/83/EU betreffende consumentenrechten, zo moet worden uitgelegd dat een persoon die een overeenkomst sluit die deels onder zijn beroepsactiviteit en deels onder een niet-beroepsmatige activiteit valt, als een „consument” moet worden beschouwd wanneer het niet-beroepsmatige doel overheersend is.
Arrest van het Hof van 8 mei 2025 in zaak C-697/23 Check24Het Hof verduidelijkt dat artikel 2, onder c), van richtlijn 2006/114/EG zo moet worden uitgelegd dat een online vergelijkingsdienst die wordt aangeboden door een onderneming die geen concurrent is, dat wil zeggen die zelf de vergeleken producten of diensten niet aanbiedt, niet onder het begrip “vergelijkende reclame” valt. Dit geldt ook wanneer die onderneming optreedt als tussenpersoon en overeenkomsten tussen consumenten en aanbieders faciliteert, zonder zelf actief te zijn op de betreffende markt.
Arrest van het Hof van 30 april 2025 in zaak C-429/24 St. Kliment Ohridski Primary Private SchoolHet Hof verduidelijkt dat een ouder van een leerling op een privéschool onder het begrip “consument” in de zin van Richtlijn 2011/83/EU valt, aangezien de overeenkomst met de school een “dienstverleningsovereenkomst” in de zin van artikel 2, lid 6, van de richtlijn vormt. Het Hof is van oordeel dat artikel 27 van richtlijn 2011/83/EU, betreffende het „ongevraagd aanbieden van diensten”, niet van toepassing is op een situatie waarin de ouder niet kan kiezen welke vakken worden onderwezen, aangezien inschrijving in een privéschool impliceert dat een leerplan wordt aanvaard dat voldoet aan de nationale normen. Het feit dat bepaalde verplichte vakken niet specifiek zijn „aangevraagd” of dat de kwaliteit van het onderwijs als onvoldoende wordt beschouwd, vormt geen „ongevraagde dienstverlening”.