Het kleurloos opzet: geen vrijbrief voor lichtvaardig bewijs
Een veelgelezen rechtsoverweging in de feitenrechtspraak binnen het economisch strafrecht is dat kan worden volstaan met kleurloos opzet. Deze overweging heeft echter geen toegevoegde waarde. In het commune strafrecht geldt immers hetzelfde criterium. Het opzet van de verdachte hoeft niet gericht te zijn op de wederrechtelijkheid van zijn gedrag ('boos opzet'). Toch wordt in de praktijk aan de term kleurloos opzet een onjuiste, afgezwakte betekenis gegeven. Dit leidt tot een te snelle (en daarmee onterechte) aanname van opzet in het economisch strafrecht. Een recente uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam past het leerstuk wel correct toe en biedt daarmee een belangrijk en welkom tegengeluid.
In veel feitenrechtspraak wordt een standaardoverweging om opzet te motiveren gehanteerd, zoals recent door de Rechtbank Oost-Brabant in een uitspraak over een dodelijk bedrijfsongeval: "Voor een bewezenverklaring van de opzettelijke overtreding (...) is kleurloos opzet vereist. Opzet hoeft daarmee slechts gericht te zijn op de gedraging zelf, in dit geval een nalaten. (...) In het nalaten van verdachte die zorgplichten na te leven, ligt het opzet besloten". 1
Deze "standaardredenering" suggereert dat het enkele nalaten om aan bijvoorbeeld een zorgplicht te voldoen, automatisch opzet op dat nalaten impliceert. Dit miskent dat het opzet, net als in het commune strafrecht, gericht moet zijn op de gedraging in al haar bestanddelen. Een nalaten kan bovendien onbewust en dus onopzettelijk (maar mogelijk wel verwijtbaar) zijn. De Hoge Raad heeft de lat voor opzet in het economisch strafrecht nooit lager willen leggen dan in het commune strafrecht. Het vereiste van ‘boos opzet’ (de wetenschap van de wederrechtelijkheid) werd afgeschaft, maar het vereiste opzet op de feitelijke gedraging bleef ongewijzigd.2
De recente uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam laat zien hoe het wel moet.3 De zaak betrof een verdachte die een medicijn had ingevoerd dat een verboden stof bevatte. Hoewel de verdachte wist dat hij het medicijn invoerde, sprak het hof hem vrij van de opzetvariant. Het Hof overwoog dat niet vastgesteld kon worden dat de verdachte wist dat het specifieke, verboden ingrediënt in het medicijn zat. De verdachte had weliswaar onderzoek gedaan, maar stuitte op verwarrende informatie over de benaming van de stof. Het Hof keek dus verder dan de gedraging (het invoeren) en toetste zorgvuldig of het opzet van de verdachte ook gericht was op de andere essentiële bestanddelen van het delict. Omdat dit niet bewezen kon worden, volgde vrijspraak voor de opzetvariant en werd de verdachte uiteindelijk ontslagen van alle rechtsvervolging wegens afwezigheid van alle schuld voor de overtredingsvariant.
Het begrip ‘kleurloos opzet mag in het economisch strafrecht geen vrijbrief zijn om opzet eenvoudig aan te nemen. De benadering van het Gerechtshof Amsterdam doet recht aan de strenge eisen die, ook in het economisch strafrecht aan het opzetbewijs gesteld moeten worden, en verdient navolging.