Signaleringsblog week 46: actuele jurisprudentie en ontwikkelingen bestuursrecht en omgevingsrecht

Article
NL Law

In deze blog signaleren wij kort enkele belangwekkende bestuursrechtelijke en omgevingsrechtelijke uitspraken en ontwikkelingen van de afgelopen periode. 

I- Jurisprudentie 

Voormalig eigenaar behoudt procesbelang bij ingesteld rechtsmiddel tegen besluitvorming over inmiddels vervreemd vastgoed 

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (“Afdeling”) oordeelt in haar uitspraak van 5 november 2025 (ECLI:NL:RVS:2025:5331) dat de voormalige eigenaar van een pand procesbelang heeft bij het ingestelde bezwaar en beroep tegen zowel de opgelegde last onder dwangsom wegens het bouwen in afwijking van de verleende omgevingsvergunning als tegen de afwijzende beslissing op de aangevraagde legaliserende omgevingsvergunning voor diens inmiddels vervreemde vastgoed. Het college van burgemeester en wethouders (“college”) en in navolging daarvan de rechtbank hadden eerder geoordeeld dat met de verkoop van het pand aan een derde dit procesbelang was komen te vervallen. Die verkoop vond plaats in de periode dat de begunstigingstermijn nog niet was verstreken (en nog geen dwangsommen waren verbeurd), nadat de voormalige eigenaar ter opheffing van de overtreding een legaliserende vergunningaanvraag had ingediend en voordat het college hierop afwijzend besliste. De Afdeling overweegt dat ‘procesbelang’ het belang is dat een appellant heeft bij de uitkomst van een procedure. Daarbij gaat het erom of het doel dat de appellant voor ogen staat, met het rechtsmiddel kan worden bereikt en voor de appellant van feitelijke betekenis is. In beginsel heeft de appellant die opkomt tegen een besluit, procesbelang bij een beoordeling van zijn bezwaar of beroep, tenzij vast komt te staan dat ieder belang bij de procedure ontbreekt of is komen te vervallen. Ten aanzien van de last onder dwangsom stelt de Afdeling vast dat de verweten gedraging - het bouwen zonder de daarvoor vereiste omgevingsvergunning als bedoeld in art. 2.1, eerste lid, aanhef en onder a en c, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (“Wabo”) - op grond van art. 1a, onder 2°, Wet op de economische delicten (Wed) wordt aangemerkt als een economisch delict. Omdat de last onder dwangsom om die reden betrokken zou kunnen worden bij een toekomstig Bibob-onderzoek (onderzoek op grond van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur), is de Afdeling van oordeel dat de voormalig eigenaar in zijn hoedanigheid van vastgoedinvesteerder procesbelang heeft bij diens tegen de last ingestelde beroep. Ditzelfde geldt om diezelfde reden ook ten aanzien van de geweigerde legaliserende omgevingsvergunning: omdat verlening van de omgevingsvergunning in dit geval zou betekenen dat de overtreding zou zijn beëindigd, heeft de voormalig eigenaar ook procesbelang bij diens tegen het weigeringsbesluit ingestelde beroep. 

Mandelige muur staat evident in de weg aan uitvoerbaarheid last onder dwangsom 

In haar uitspraak van 5 november 2025 (ECLI:NL:RVS:2025:5333) oordeelt de Afdeling dat de opgelegde last onder dwangsom die strekt tot verwijdering van een zonder de vereiste omgevingsvergunning gerealiseerde aanbouw evident niet uitvoerbaar is, omdat de eigendomssituatie van de buitenmuren van de aanbouw hieraan in de weg staat. Het college had de uitvoerbaarheid van de last volgens de Afdeling in dit geval niet alleen op voorhand beter moeten onderzoeken, maar nadien ook moeten afzien van het invorderen van verbeurde dwangsommen. In de last onder dwangsom was bepaald dat de illegale, niet-legaliseerbare aanbouw moest worden verwijderd of moest worden teruggebracht naar een omvang die vergunningvrij is. Aan deze opdracht had de eigenaar gehoor proberen gegeven voor zover de eigendomssituatie dat toestond: de aanbouw had hij grotendeels gesloopt, de buitenmuren waren als erfafscheiding met het belendende perceel blijven staan. Omdat de resterende erfafscheiding niet vergunningvrij was, stelde het college zich op het standpunt dat de eigenaar niet tijdig (geheel) aan de last had voldaan en was vervolgens - hangend het daartegen gerichte hoger beroep - overgegaan tot het invorderen van beweerdelijk verbeurde dwangsommen. Ten onrechte, zo oordeelt de Afdeling. Volgens de Afdeling heeft het college niet bestreden dat de buitenmuren mandelig zijn en de buren geen toestemming willen geven voor het afbreken ervan. Vanwege het ontbreken van de vereiste privaatrechtelijke toestemming heeft het college naar het oordeel van de Afdeling miskend dat de eigendomssituatie van de buitenmuren aan de uitvoerbaarheid van de last in de weg kan staan en dit een bijzondere omstandigheid kan zijn op grond waarvan het college van invordering had behoren af te zien. Omdat de eigenaar hier voorafgaand aan het opleggen van de last onder dwangsom al op had gewezen, lag het vanuit het oogpunt van zorgvuldigheid op de weg van het college om nader onderzoek te doen naar de uitvoerbaarheid van de op te leggen last. Ook had het college, nadat de last eenmaal was opgelegd, moeten afzien van invordering. 

Korting op grondprijs particuliere bouwkavel kwalificeert als subsidie, beslissing over het toekennen ervan is (dus) appellabel besluit 

Uit de Afdelingsuitspraak van 22 oktober 2025 (ECLI:NL:RVS:2025:5086) volgt dat de schriftelijke reactie van het college op het verzoek om in aanmerking te komen voor een korting op de grondprijs bij de aankoop van een gemeentelijke bouwkavel kwalificeert als een appellabel subsidiebesluit over het al dan niet toekennen van subsidie. Ook oordeelt de Afdeling dat de al dan niet toe te kennen korting, hoewel deze voldoet aan de subsidiedefinitie van art. 4:21 Algemene wet bestuursrecht (“Awb”), in dit geval niet berust op een wettelijk voorschrift. 

Aanleiding voor beide rechtsoordelen was de afwijzende beslissing van het college op het verzoek van twee kopers om korting op de aankoopprijs van hun bouwkavel. Die korting, zo bleek uit de beleidsregel die het college daartoe had vastgesteld, kon - onder nadere voorwaarden - worden verkregen indien een koper toepassing zou geven aan energieneutraal bouwen, levensloopbestendig bouwen en/of bouwen voor specifieke doelgroepen (waaronder ‘starters’). Het college had de tegen de afwijzingen gerichte bezwaren van beide kopers niet-ontvankelijk verklaard, omdat geen sprake zou zijn van een besluit in de zin van art. 1:3 Awb en van subsidieverlening. De kopers willen op hun beurt dat, kort gezegd, de bestuursrechter voor recht verklaart dat de toegepaste kortingsvoorwaarden uit de beleidsregel, waaraan hun verzoeken volgens het college niet voldoen, niet deugen. 

Voor wat betreft het rechtskarakter van de collegebeslissing overweegt de Afdeling dat art. 4:21, eerste lid, Awb bepaalt dat onder subsidie wordt verstaan ‘de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten’. Naar het oordeel van de Afdeling kwalificeren de kortingen uit de beleidsregel als ‘subsidie’ in voornoemde zin: het gaat immers om een aanspraak op financiële middelen (de kortingen) die door een bestuursorgaan (het college) worden verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager (het op een bepaalde wijze bouwen) en niet om een betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten, aldus de Afdeling. De omstandigheid dat de kortingen zijn gekoppeld aan de verkoop van de gronden doet hier niet aan af; de definitiebepaling van art. 4:21, eerste lid, Awb is doorslaggevend in dit verband. Om diezelfde reden, zo vervolgt de Afdeling, kwalificeert de schriftelijke beslissing op een kortingsverzoek niet als privaatrechtelijk handelen maar als een appellabel besluit in de zin van de Awb. 

Voor wat betreft de vraag naar de rechtmatigheid van de collegebesluitvorming over beide kortingsverzoeken overweegt de Afdeling dat een subsidie ingevolge art. 4:23, eerste lid, Awb moet berusten op een wettelijk voorschrift, tenzij een van de uitzonderingen van het derde lid van toepassing is. Onder een wettelijk voorschrift verstaat de Afdeling in dit verband een regeling van een orgaan dat aan de Grondwet of een wet in formele zin regelgevende bevoegdheid ontleent (vgl. de Afdelingsuitspraak van 27 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:595). De eis van een wettelijk voorschrift komt er volgens de Afdeling op neer dat de subsidieverstrekking moet zijn gebaseerd op een algemeen verbindend voorschrift. Het is bovendien een eis die de wetgever welbewust heeft gesteld en waaraan de bestuursrechter niet voorbij kan gaan (vgl. de Afdelingsuitspraak van 13 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:41). Omdat in dit geval een wettelijk voorschrift ontbreekt, de vastgestelde beleidsregel niet als zodanig kan worden aangemerkt en voor de kortingen uit de beleidsregel geen wettelijke grondslag bestaat, concludeert de Afdeling dat het college niet bevoegd was deze kortingen te verstrekken. 

II – Ontwikkelingen in wet- en regelgeving 

Kabinetsreactie op Rli-advies over juridisering in de leefomgeving 

Met de Kamerbrief van 7 november 2025 beantwoordt de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, mede namens enkele andere bewindslieden, de vragen van de commissie Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van de Eerste Kamer naar aanleiding van de kabinetsreactie van 21 februari 2025 op het advies van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli) 'Met recht balanceren: juridisering in de leefomgeving’ (juni 2024). 

Publieke consultatie Joint Letter of Intent met Tata Steel

Op 7 november 2025 hebben de ministers van Infrastructuur en Waterstaat en Klimaat en Groene Groei de intentieovereenkomst (Joint Letter of Intent, “JLoI”) met Tata Steel vrijgegeven voor internetconsultatie. De JLoI is een tussenstap richting een uiteindelijke maatwerkafspraak met het bedrijf om versneld stappen te zetten naar groenere, schonere en meer circulaire staalproductie in de IJmond. Hiermee wordt niet alleen een flinke daling van de uitstoot van CO2 en andere schadelijke stoffen bereikt; ook wordt de economische en strategische waarde van staalproductie voor Nederland en Europa behouden.. De JLoI beschrijft de intenties en inspanningen om tot een maatwerkafspraak met resultaatsverplichtingen te komen. Tot en met 19 december 2025 kunnen belangstellenden reageren op de consultatiedocumenten en de specifieke publieksvragen van het ministerie hierover. 

Op de hoogte blijven van nieuwe ontwikkelingen?

Met onze Stibbeblogs blijft u op de hoogte van ontwikkelingen op het terrein van het bestuursrecht en omgevingsrecht. Wilt u graag automatisch via e-mail op de hoogte worden gehouden over een blogupdate? Meld u zich dan op onze website aan voor het ontvangen van een e-mail attendering bij het verschijnen van nieuwe bestuursrechtelijke en omgevingsrechtelijke Stibbeblogs. Eerder verschenen Signaleringsblogs kun u hier raadplegen.