Signaleringsblog week 23: actuele jurisprudentie en ontwikkelingen bestuursrecht en omgevingsrecht
In deze blog signaleren wij kort enkele belangwekkende bestuursrechtelijke en omgevingsrechtelijke uitspraken en ontwikkelingen van de afgelopen periode.
I- Jurisprudentie
Rechtbank vernietigt natuurvergunning Schiphol wegens onjuist toepassen intern en extern salderen
De Rechtbank Den Haag oordeelt in zijn uitspraak van 4 juni 2025 (ECLI:NL:RBDHA:2025:9782) dat de minister voor Natuur en Stikstof de in 2023 voor de exploitatie van luchthaven Schiphol verleende natuurvergunning niet met de vereiste zorgvuldigheid heeft voorbereid en niet toereikend heeft gemotiveerd, omdat deze niet voldoet aan de eisen voor intern en extern salderen. De rechtbank overweegt dat de minister weliswaar op de juiste wijze de stikstofdepositie van Schiphol op de nabijgelegen Natura 2000-gebieden op basis van bestaande rechten in kaart heeft gebracht, evenals de verwachte stikstofdepositie op basis van de aangevraagde situatie. Met de Afdelingsuitspraken van 18 december 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:4909 en ECLI:NL:RVS:2024:4923) is het beoordelingskader voor intern salderen echter gewijzigd. Sindsdien geldt voor zowel intern als extern salderen alleen mogelijk is als voldaan wordt aan de eisen die gelden voor mitigerende maatregelen, waaronder het zogenoemde additionaliteitsvereiste. Op grond van het additionaliteitsvereiste mag alleen gesaldeerd worden met stikstofdepositie, als het wegnemen van die stikstofdepositie niet al nodig is als een instandhoudingsmaatregel of passende maatregel die de overheid moet nemen ter voldoening aan de verplichtingen die gelden ten aanzien van de betrokken Natura 2000-gebieden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder bij het verlenen van de natuurvergunning ten onrechte niet onderzocht of bij de toepassing van intern en extern salderen aan dit additionaliteitsvereiste wordt voldaan. De minister heef dit ook niet nadien - na de Afdelingsuitspraken van 18 december 2024, die voor de rechtbank aanleiding vormden om het onderzoek te heropenen en partijen in de gelegenheid te stellen om schriftelijk te reageren op beide Afdelingsuitspraken - inzichtelijk gemaakt. Vanwege het geconstateerde zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek vernietigt de rechtbank de natuurvergunning, omdat het naar het oordeel van de rechtbank niet doelmatig en efficiënt is om in dit geval een bestuurlijke lus toe te passen.
Het vooraf niet informeren van een aanvrager over gedeeltelijk te weigeren omgevingsvergunning is in strijd met zorgvuldigheidsbeginsel
De Rechtbank Midden-Nederland oordeelt in zijn uitspraak van 15 mei 2025 (ECLI:NL:RBMNE:2025:2311) dat het college van burgemeester en wethouders (“college”) heeft gehandeld in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel door de aanvrager van een omgevingsvergunning niet op de hoogte te stellen van het voornemen om de aanvraag gedeeltelijk te weigeren. De exploitant van een gemengd agrarisch bedrijf had onder het regime van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) voor het gedeeltelijk wijzigen van zijn bedrijfsvoering een omgevingsvergunning aangevraagd. Na bekendmaking van het ontwerpbesluit in het kader van de doorlopen uitgebreide voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht (“Awb”), waaruit bleek dat het college voornemens was de aanvraag gedeeltelijk te weigeren, heeft de exploitant zijn aanvraag gedeeltelijk gewijzigd. Het college heeft de gewijzigde aanvraag daarop alsnog - maar om andere redenen dan het in het ontwerpbesluit was aangegeven - gedeeltelijk geweigerd. Na aanvulling van de rechtsgronden (art. 8:69, tweede lid, Awb) concludeert de rechtbank dat het college onzorgvuldig heeft gehandeld door de aanvrager voorafgaand aan het definitieve besluit niet eerst hierover te informeren. De rechtbank overweegt dat een bestuursorgaan een definitief besluit kan nemen dat afwijkt van het ontwerpbesluit (vgl. de Afdelingsuitspraak van 19 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:518). De bepalingen uit afdeling 3.4 Awb verplichten het bestuursorgaan in dat geval niet om voorafgaand daaraan een nieuw ontwerpbesluit ter inzage te leggen; een belanghebbende kan immers tegen een definitief besluit beroep instellen. Het zorgvuldigheidsbeginsel kan bij het voornemen om een definitief besluit te nemen dat afwijkt van het ontwerpbesluit evenwel met zich brengen dat de aanvrager op de hoogte wordt gesteld van dit voornemen, indien als gevolg van het definitieve besluit de te vergunnen inrichting op wezenlijke onderdelen afwijkt van de aangevraagde inrichting. De aanvrager heeft dan de gelegenheid om de aanvraag in te trekken of te wijzigen, waarmee wordt voorkomen dat de aanvrager (die in beginsel zelf bepaalt wat hij wil aanvragen) een vergunning krijgt die hij niet wil. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college in dit geval gehandeld in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel door eiser vóór het nemen van het gewijzigde definitieve besluit niet te informeren over het voornemen de aanvraag gedeeltelijk te weigeren. De gedeeltelijke weigering ziet op de toegestane hoeveelheid te houden vleesvarkens en biggen en op het gebruik van de voermengwagen buiten de dagperiode. De weigering wijkt daarmee op wezenlijke onderdelen af van de door eiser gevraagde inrichting, omdat een wijziging in het aantal te houden dieren leidt tot een andere bedrijfsvoering en ook verstrekkende (financiële) gevolgen kan hebben voor eiser. Ook wijkt het definitieve besluit wezenlijk af van het ontwerpbesluit, omdat daarin nog werd toegestaan dat het aantal dieren zou toenemen. Omdat het college de exploitant na het nemen van het definitieve besluit alsnog in de gelegenheid heeft gesteld zijn aanvraag alsnog te wijzigen of in te trekken en de exploitant heeft aangegeven geen gebruik te willen van deze geboden mogelijkheid, ziet de rechtbank aanleiding om het geconstateerde gebrek te passeren met toepassing van het bepaalde in art. 6:22 Awb.
Verkeersbesluit is onder omstandigheden een omgevingsrechtelijk besluit, zodat belanghebbenden die daartegen opkomen niet kan worden verweten geen voorafgaande zienswijze te hebben ingediend
De Rechtbank Oost-Brabant oordeelt in zijn uitspraak van 27 mei 2025 (ECLI:NL:RBOBR:2025:2983) dat het beroep dat drie eisers hebben ingesteld tegen het verkeersbesluit ontvankelijk is, omdat dit besluit moet worden beschouwd als een omgevingsrechtelijk besluit dat eisers rechtstreeks in hun bewonersbelang raakt. Aanleiding voor dit oordeel was een geschil over het collegebesluit tot het per 1 januari 2025 instellen van een nul-emissiezone voor bedrijfs- en vrachtauto’s. Dat verkeersbesluit was met de uniforme openbare voorbereidingsprocedure voorbereid, zodat daartegen rechtstreeks beroep openstond bij de rechtbank. In geschil is onder meer of drie eisers als belanghebbenden bij het verkeersbesluit kunnen worden aangemerkt. De rechtbank overweegt dat het voorliggende verkeersbesluit ziet op het al dan niet toestaan van activiteiten die een aanzienlijk effect kunnen hebben op het milieu. Het verkeersbesluit bepaalt immers dat binnen de daartoe aangewezen zone nog uitsluitend emissieloze bedrijfs- en vrachtauto’s zijn toegestaan. Uit de Afdelingsuitspraak van 13 juli 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:1981) volgt dat een besluit op grond van de Wegenverkeerswet onder omstandigheden als een omgevingsrechtelijke zaak kan worden beschouwd. Volgens de rechtbank kwalificeert het verkeersbesluit in dit geval als een omgevingsrechtelijk besluit. Het gevolg daarvan is dat aan belanghebbenden niet worden tegengeworpen dat zij geen zienswijze over het ontwerpbesluit hebben ingediend. Voor niet-belanghebbenden geldt dat zij ook beroep kunnen instellen tegen omgevingsrechtelijke besluiten, als zij een zienswijze naar voren hebben gebracht over het ontwerpbesluit of hen niet verweten kan worden dat zij dit niet hebben gedaan (vgl. de Afdelingsuitspraak van 4 augustus 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1755). Naar het oordeel van de rechtbank moeten de drie eisers als belanghebbenden bij het verkeersbesluit worden aangemerkt, omdat zij woonachtig zijn binnen de met het verkeersbesluit aangewezen zone. Omdat het verkeersbesluit beoogt de leefomgeving van in het bijzonder de inwoners te verbeteren, worden zij rechtstreeks door het verkeersbesluit geraakt. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat, zelfs als twee van de drie eisers niet als belanghebbenden zouden kunnen worden aangemerkt, zij op grond van de hiervoor aangehaalde jurisprudentie toch ontvankelijk zouden zijn in hun beroep; zij hebben immers tijdig een zienswijze tegen het ontwerpbesluit naar voren gebracht.
II – Ontwikkelingen in wet- en regelgeving
Instructieregel permanente bewoning recreatiewoningen vrijgegeven voor internetconsultatie
Vanaf 27 mei 2025 doorloopt de ontwerpinstructieregel permanente bewoning recreatiewoningen een internetconsultatieronde. Op basis van de in het Besluit kwaliteit leefomgeving (“Bkl”) op te nemen instructieregel krijgen gemeenten de opdracht om bestaande gevallen van permanente bewoning van recreatiewoningen - onder bepaalde voorwaarden - voor bepaalde tijd (maximaal 10 jaar) toe te staan in het omgevingsplan. Een recreatiewoning betreft onder deze instructieregel een woning met logiesfunctie, niet gelegen in een logiesgebouw zoals een hotel, motel of pension. Tot en met 22 juli 2025 kan eenieder reageren op het consultatiedocument.
Consultatie Verzamelbesluit Omgevingswet LVVN en KGG 2026
Eveneens vrijgegeven voor internetconsultatie vanaf 27 mei is het Verzamelbesluit Omgevingswet LVVN en KGG 2026. Het Verzamelbesluit bevat overwegend technische wijzigingen van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal), het Bkl en het Omgevingsbesluit (Ob). Daarnaast worden enkele inhoudelijke wijzigingen doorgevoerd naar aanleiding van het vastgestelde Programma Energiehoofdstructuur (“PEH”, Stc. 2024, 7181). Bij de inhoudelijke wijzigingen gaat het om actualisatie van locaties voor grootschalige elektriciteitsopwekking, actualisatie van waarborglocaties voor een kernenergiecentrale en actualisatie van tracés van hoogspanningsverbindingen in verband met de vaststelling van het PEH. Tot en met 7 juli 2025 kunnen belangstellenden reageren op de consultatiedocumenten.
Regeling Woningbouwversnelling Metropoolregio Eindhoven
In de periode van 27 mei tot en met 24 juni 2025 doorloopt de Regeling van de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van XX 2025, nr. XX, houdende regels met betrekking tot verstrekking van een specifieke uitkering aan gemeenten in de Metropoolregio Eindhoven ten behoeve van het versnellen van de bouw van betaalbare woningen in een kwalitatief goede leefomgeving (Regeling Bouwversnelling MRE) een internetconsultatieronde. De ministeriële regeling bepaalt onder welke voorwaarden de 21 MRE-gemeenten aanspraak kunnen maken op het bedrag dat Rijk en regio beschikbaar stellen ter vermindering van het publieke tekort op grondexploitaties bij de uitvoering van woningbouwprojecten. Gedurende de consultatietermijn kunnen belangstellenden reageren op de ontwerpregeling.
Op de hoogte blijven van nieuwe ontwikkelingen?
Met onze Stibbeblogs blijft u op de hoogte van ontwikkelingen op het terrein van het bestuursrecht en omgevingsrecht. Wilt u graag automatisch via e-mail op de hoogte worden gehouden over een blogupdate? Meld u zich dan op onze website aan voor het ontvangen van een e-mail attendering bij het verschijnen van nieuwe bestuursrechtelijke en omgevingsrechtelijke Stibbeblogs. Eerder verschenen Signaleringsblogs kun u hier raadplegen.