De tussentijdse 2040-klimaatdoelstelling

Article
BE Law

Op 2 juli 2025 formuleerde de Europese Commissie een nieuw tussentijds reductiedoel om de netto-uitstoot van broeikasgassen tegen 2040 met 90% te verminderen ten opzichte van 1990. Dit voorstel kadert in de Europese Klimaatwet en de daarin vervatte doelstelling om tegen 2050 klimaatneutraliteit te bereiken, en vormt de tussenstap na de 55 % reductiedoelstelling die thans geldt voor 2030. 

Waarom wordt een tussentijds reductiedoel vastgesteld?

Alle sectoren van de economie, met inbegrip van energie, industrie, transport, verwarming en koeling en gebouwen, landbouw, afval en landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw, enz. moeten mee bijdragen aan de verwezenlijking van klimaatneutraliteit binnen de Europese Unie uiterlijk in 2050. De emissiereductiedoelstellingen worden op Europees niveau opgesplitst in twee delen:

  • ETS-emissies: emissies die onder het bestaande Europees emissiehandelssysteem (ETS) vallen. Het betreft de emissiebronnen uit de sectoren energie, industrie en de luchtvaart. Voor deze sectoren geldt een doelstelling voor het geheel van de EU;
  • ESR-emissies: emissies die onder de Effort Sharing Regulation (ESR) vallen. Het betreft emissies afkomstig van transport, huishoudens, handel & diensten, landbouw en afval. Hiervoor geldt eveneens een doelstelling voor het geheel van de EU. Deze doelstelling wordt verder vertaald tot het niveau van de lidstaten. De ESR-doelstelling wordt in België verder verdeeld tussen de 3 gewesten (zie infra).

De EU heeft haar klimaatdoelstellingen voor 2030 en 2050 vastgesteld bij de Europese klimaatwet1:

  • een reductie van netto-broeikasgasemissies van ten minste 55 % in 2030 ten opzichte van de niveaus van 1990 (cfr. artikel 4, lid 1); en
  • klimaatneutraliteit, zijnde 0% netto-uitstoot, in 2050 (cfr. artikel 2, lid 1).

Wat de bindende doelstelling van 55% in 2030 betreft, deelde de Europese Commissie in mei dit jaar mee dat de EU-lidstaten een grote inhaalbeweging maakten om de klimaatdoelstellingen voor 2030 binnen bereik te brengen, zo blijkt uit de beoordeling van de nationale energie- en klimaatplannen door de Europese Commissie.2 De EU zou momenteel op koers liggen om de nettobroeikasgasemissies uiterlijk in 2030 met ongeveer 54 % te verminderen ten opzichte van het niveau van 1990, voor zover althans de lidstaten bestaande en geplande nationale maatregelen en het EU-beleid volledig uitvoeren.3

Deze vaststelling sterkte de Europese Commissie in het voorstellen van de ambitieuze 2040-doelstelling. Krachtens artikel 4, lid 3 van de huidige Europese Klimaatwet moet de Europese Commissie uiterlijk zes maanden na de eerste “global stocktake”(i.e. wereldwijde evaluatie) bedoeld in artikel 14 van de Overeenkomst van Parijs immers een tussentijdse klimaatdoelstelling voor 2040 vaststellen om het tempo te bepalen voor de nettoreductie van broeikasgasemissies in de hele EU. Volgens de Europese Commissie zou de tussentijdse klimaatdoelstelling moeten zorgen voor “vertrouwen en voorspelbaarheid  voor alle economische actoren, met inbegrip van ondernemingen, werknemers, investeerders en consumenten. De doelstelling zou waarborgen dat de transitie naar klimaatneutraliteit onomkeerbaar is.”4

Hoe wil de EU de 2040-doelstelling bereiken?

Onder meer de uitvoering van de Clean Industrial Deal is cruciaal om de 2040-doelstelling te halen. In februari 2025 presenteerde de Europese Commissie de Clean Industrial Deal om de decarbonisatie en het concurrentievermogen van de Europese industrie verder te stimuleren. De deal moet de Europese industrie een sterkere businesscase bieden voor grootschalige klimaatneutrale investeringen in energie-intensieve industrieën en schone technologie.5 Energie-intensieve industriesectoren zijn de staal-, de metaal- en de chemische industrie. Onder schone technologie moet zonne-energie, windturbines, elektrische auto's, batterijen, elektrolyseapparaten en warmtepompen worden begrepen.6

De zes pijlers van de Clean Industrial Deal zijn als volgt:7

  1. Betaalbare energie garanderen door middel van een actieplan om de energiekosten voor de industrie, bedrijven en huishoudens te verlagen en tegelijkertijd de overgang naar een koolstofarme economie te bevorderen;
  2. De vraag naar en het aanbod van schone energie stimuleren door (i) niet-prijsgerelateerde criteria bij overheidsopdrachten en stimulansen voor particuliere aankopen te voorzien; en (ii) het gebruik van hernieuwbare en koolstofarme waterstof bevorderen;
  3. Financieren van de schone transitie door o.m. (i) de vaststelling van een nieuw staatssteunkader en (ii) de oprichting van een bank oor decarbonisatie van de industrie;
  4. Bevorderen van de circulaire economie en zorgen voor een zekere toegang tot grondstoffen en hulpbronnen door o.m. (i) het opzetten van een mechanisme waarmee Europese bedrijven kunnen samenkomen en hun vraag naar kritieke grondstoffen kunnen bundelen; en (ii) het oprichten van een EU-centrum voor kritieke grondstoffen  om gezamenlijk grondstoffen te kopen.
  5. Wereldwijd optreden door (i) partnerschappen voor schone handel en investeringen te sluiten; en (ii)  het verbeteren van het mechanisme voor koolstofgrenscorrectie (i.e. CBAM);
  6. Beschikken over de nodige vaardigheden om de transitie naar een koolstofarme economie te ondersteunen, waaronder vaardigheden op het gebied van schone technologieën, digitalisering en ondernemerschap.

Op 2 juli 2025 publiceerde de Europese Commissie reeds een mededeling over de uitvoering van de eerste maatregelen van de Clean Industrial Deal, waaronder het nieuw staatssteunkader en de vereenvoudiging van CBAM. De Europese Commissie nam tevens een pakket van richtlijnen (“guidance documents”) aan. Eén van deze richtlijnen gaat over innovatieve technologieën en vormen van inzet van hernieuwbare energie. De Europese Commissie zal binnenkort ook een “Chemicals Package” voorstellen, met een actieplan voor de chemische industrie en een omnibus over chemische stoffen. De Europese Commissie lijkt dus snel werk te maken van deze Clean Industrial Deal.

Niet alleen via de Clean Industrial Deal wil men de tussentijdse doelstelling behalen. Dit zal ook moeten worden bereikt via “carbon off-setting”. Dit is het proces waarbij de uitstoot van broeikasgassen wordt gecompenseerd door te investeren in projecten die elders de uitstoot verminderen of vermijden. Dit gebeurt via de aankoop van zgn. “carbon credits” (koolstofkredieten). Dit zijn verhandelbare certificaten die de uitstoot van een bepaalde hoeveelheid CO2 mogelijk maken. Deze werkwijze zorgt alvast voor de nodige discussie binnen het Europees Parlement. Zo wordt aangegeven dat het gebruik van “carbon credits” ervoor zou zorgen dat er alleen maar miljarden zouden worden uitgegeven aan vervuilingsrechten in het buitenland in plaats van hier in Europe klimaatmaatregelen te nemen.8 Tevens zijn er lidstaten die menen dat er sprake is van een “overbelasting” van de EU met een te ambitieuze doelstelling, die stellen dat een vermindering van 90 % te kostbaar zou zijn voor de Europese economie.9

Impact op nationaal niveau

De Belgische broeikasgasemissiereductiedoelstelling betreft 47% tegen 2030 ten opzichte van 2005, in de sectoren die onder de Europese Effort Sharing Regulation vallen (i.e. de ESR-sectoren). De engagementen op federaal en gewestelijk niveau tot de Belgische emissiereductiedoelstelling zijn als volgt:
 

Federale staatBijdrage aan het behalen van de 47% reductiedoelstelling tegen 2030, tegenover 2005
Vlaams Gewest40% reductie tegen 2030, tegenover 2005
Waals Gewest47% reductie tegen 2030, tegenover 2005
Brussels Hoofdstedelijk Gewest47% reductie tegen 2030, tegenover 2005

Het Vlaams Gewest streeft aldus de doelstelling na om tegen 2030 zijn broeikasgasemissies in de ESR-sectoren te reduceren met 40% ten opzichte van 2005. In haar Evaluatienota van 24 februari 2025 van het Vlaams Energie- en Klimaatplan (VEKP) 2021-2030, actualiseerde het Vlaamse Energie- en Klimaatagentschap (VEKA) de prognoses voor 2030 van de broeikasgasuitstoot in de ESR-sectoren. Uit die tussentijdse geactualiseerde prognosedoorrekening blijkt dat de maatregelen resulteren in een broeikasgasemissiereductie van 33,2% in 2030 (ten opzichte van 2005). Daarom werd in de actualisatie van het VEKP 2021-2030 – waarvan het voorontwerp op 18 juli 2025 door de Vlaamse Regering werd goedgekeurd – bijkomend beleid en maatregelen uitgewerkt in de verschillende ESR-sectoren.10 Hoewel de EU op schema is om de 2030 doelstelling te behalen, lijkt dat dus nog niet meteen het geval te zijn voor het Vlaams Gewest. Indien we daarbovenop als uitgangspunt het reductiebevel beschouwen, opgelegd door het Hof van Beroep van Brussel in de Klimaatzaak en waaraan het Vlaamse Gewest gebonden is, is de delta bovendien nog hoger. Het Hof vereiste immers een broeikasgasemissiereductie van 55% tegen 2030 te opzichte van 1990.11 Dit arrest maakt momenteel echter het voorwerp uit van een cassatieberoep.

Een geactualiseerd percentage van broeikasgasemissiereductie (zoals dat voor het Vlaams Gewest werd berekend) werd voor het Waals Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de federale staat nog niet gecommuniceerd. Wat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreft, wordt in een recent syntheseverslag wel aangegeven dat het Lucht-Klimaat-Energieplan (waarin de doelstelling en de bijhorende maatregelen worden opgenomen) niet hoeft te worden herzien en moet de lijst met maatregelen niet worden aangevuld.12 Daarentegen zou de Waalse Regering wel bezig zijn om het “Plan Air Climat Energie de la Wallonie” (PACE 2030) te herzien.13 In het finaal geactualiseerd Federaal Energie- en Klimaatplan (FEKP) wordt ook besloten dat er m.b.t. broeikasgasemissiereductie nog steeds nood is aan de verbetering van de analyse van de impact van de federale beleidslijnen en maatregelen op het vlak van de reductie van de uitstoot van broeikasgassen.14

Met andere woorden dient België zowel op federaal als op regionaal  niveau aldus nog belangrijke stappen te zetten om de Belgische broeikasgasemissiereductiedoelstelling van 47% (of 55% uitgaande van het injunctiebevel van het Hof van Beroep van Brussel) tegen 2030 te behalen.

Next steps

Het voorstel tot wijziging van de Europese Klimaatwet van de Europese Commissie wordt nu ter bespreking en goedkeuring voorgelegd aan het Europees Parlement en de Raad. Zij zullen het volgens de gewone wetgevingsprocedure behandelen, waardoor het wetgevend initiatief wellicht pas in het voorjaar van 2026 definitief zal worden goedgekeurd. De 2040-doelstelling is op vandaag m.a.w. nog geen bindende doelstelling voor de lidstaten zoals de 2030-doelstelling. Het toont echter wel al aan in welke (versnelde) richting de Europese Commissie de komende jaren wenst te gaan.