Arrest Europese Hof van Justitie: openbaarheid UBO-register in het geding

Article
NL Law

Het Europese Hof van Justitie (het “Hof”) heeft in een arrest van 22 november 2022 bepaald dat publieke toegankelijkheid tot informatie in het UBO-register ongeldig is. Het Hof heeft geoordeeld dat de publieke toegang tot de UBO-informatie een ernstige inmenging vormt in het recht op eerbiediging van het privéleven en in het recht op bescherming van persoonsgegevens. Deze inperking van grondrechten door publieke toegankelijkheid gaat volgens het Hof verder dan noodzakelijk en is niet evenredig met het daarmee nagestreefde doel.

In reactie daarop heeft de Minister van Financiën de Kamer van Koophandel (“KvK”) verzocht vanaf heden tijdelijk geen informatieverstrekkingen uit het UBO-register meer te verzorgen. De KvK geeft hier uitvoering aan tot nadere besluitvorming. De verplichting voor juridische entiteiten om UBO’s te registreren blijft wel van kracht.

UBO-register

De verplichting tot het inrichten van een UBO-register vloeit voort uit de Vierde Anti-witwasrichtlijn (EU/2015/849), zoals gewijzigd door de Vijfde Anti-witwasrichtlijn (EU/2018/843) (de “Richtlijn”). Het UBO-register moet helpen voorkomen dat het financiële stelsel wordt gebruikt voor het witwassen van geld of voor terrorismefinanciering. In het UBO-register worden bepaalde persoonlijke gegevens opgenomen van de UBO’s van vennootschappen en andere juridische entiteiten (“entiteiten”).

Het Nederlandse UBO-register is per 27 september 2020 in werking getreden en wordt beheerd door de KvK.

Openbaarheid van UBO-informatie op basis van de huidige wetgeving

De UBO wet- en regelgeving gaat er vanuit dat het Nederlandse UBO-register is een openbaar register is. Uit bijgevoegde visual blijkt welke gegevens volgens de wet openbaar zijn voor iedereen en welke gegevens niet-openbaar zijn.

In uitzonderlijke omstandigheden kan de UBO onder de huidige UBO wet- en regelgeving een verzoek doen bij de KvK tot afscherming van de openbare gegevens in het UBO-register. Kortgezegd wordt een beroep op afscherming alleen toegekend indien de UBO minderjarig is, onder curatele is gesteld, of door het lokale dan wel het nationale bevoegde gezag wordt beveiligd.

Bevoegde autoriteiten (zoals de AFM, DNB, Belastingdienst, FIOD, het Openbaar Minister, etc.) en de Financial Intelligence Unit hebben toegang tot alle (ook afgeschermde) informatie.

Arrest van het Hof

Het arrest van het Hof volgt op prejudiciële vragen die de Luxemburgse rechter had gesteld en breekt met de gedachte dat UBO-informatie steeds algemeen toegankelijk zou moeten zijn voor een ieder.

Het Hof heeft in zijn arrest de ongeldigheid vastgesteld van de bepaling van de Richtlijn dat de lidstaten ervoor moeten zorgen dat de informatie over de UBO’s van entiteiten in alle gevallen voor het grote publiek toegankelijk is. Publieke toegang tot UBO-informatie vormt volgens het Hof een ernstige inmenging in het recht op eerbiediging van het privéleven en in het recht op bescherming van persoonsgegevens (artikelen 7 en 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie).

Een inperking van deze grondrechten kan worden gerechtvaardigd indien met de maatregel een doelstelling van algemeen belang wordt nagestreefd en de maatregel noodzakelijk en proportioneel is. Het doel van de Richtlijn is het tegengaan van witwassen van geld en terrorismefinanciering. De publieke toegankelijkheid tot het UBO-register beoogt hieraan bij te dragen door de transparantie over UBO’s van entiteiten te vergroten. Het Hof oordeelt dat de inperking van de grondrechten door publieke toegankelijkheid verder gaat dan noodzakelijk en niet evenredig is met het daarmee nagestreefde doel. De bekendgemaakte informatie maakt het immers voor een potentieel onbeperkt aantal personen mogelijk informatie te verkrijgen over de materiële en financiële situatie van UBO’s. Bovendien worden de mogelijke gevolgen voor de betrokkenen van een eventueel misbruik van hun persoonsgegevens nog verergerd doordat deze gegevens, wanneer zij eenmaal ter beschikking van het grote publiek zijn gesteld, niet alleen vrijelijk kunnen worden geraadpleegd, maar ook kunnen worden opgeslagen en verspreid.

Het arrest van het Hof is ook interessant in het kader van de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 16 november 2021 in een kort geding zaak die Privacy First had aangespannen over het UBO-register. Daarin werden vergelijkbare vorderingen van Privacy First afgewezen en werd geoordeeld dat er geen reden was om prejudiciële vragen te stellen omdat Luxemburg al prejudiciële vragen had gesteld.

Gevolgen voor het Nederlandse UBO-register

Het arrest van het Hof richt zich primair tot de Europese wetgever en de Europese Commissie maar heeft ook gevolgen voor het Nederlandse UBO-register. De Minister van Financiën heeft gereageerd op de uitspraak en heeft de KvK gevraagd vanaf heden tijdelijk geen informatieverstrekkingen uit het UBO-register meer te verzorgen. De KvK geeft hier uitvoering aan tot nadere besluitvorming. In de komende dagen zal de minister het arrest met alle betrokkenen nader analyseren en in overleg treden met de Europese Commissie om te bezien welke informatieverstrekkingen wel mogelijk zijn, mede in het licht van toezicht.

De uitspraak is overigens niet van invloed op de verplichting voor juridische entiteiten om UBO’s te registreren.