De officier van justitie is terecht niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar tegen een verleende EVOA-toestemming. Dat de officier van justitie in het kader van de hem opgedragen taak en het toevertrouwde belang van strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde onderzoek doet dat verband houdt met de overbrenging van afvalstoffen ex artikel 10.60 Wm, is niet voldoende voor het oordeel dat een aan hem toevertrouwd belang rechtstreeks is betrokken bij het besluit tot verlenen van toestemming voor de overbrenging.
Het is aan de staatssecretaris als bevoegde autoriteit van verzending en niet aan de officier van justitie om te beslissen over verlening van toestemming krachtens de EVOA. Nu de staatssecretaris toestemming heeft verleend, kan overtreding van het verbod om de afvalstoffen zonder die toestemming over te brengen zich niet meer voordoen. De officier van justitie kan niet als belanghebbende bij het besluit worden aangemerkt; de staatssecretaris heeft het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Marleen Velthuis en Roos Bruijnsteen schreven de annotatie bij deze uitspraak. Deze annotatie is gepubliceerd in M en R 2017/96.
Lees de volledige annotatie.