Jurisprudentie Omgevingswet in 2024 – deel II

Article
NL Law

In deze blogreeks signaleren wij jurisprudentie over de Omgevingswet ("Ow") die op 1 januari 2024 in werking is getreden. Dit bericht gaat over uitspraken die zijn gepubliceerd in de maand februari over het overgangsrecht en over de materiële toepassing van begrippen en procedures in het nieuwe stelsel. Het is een tweede blogbericht in een reeks (zie voor deel I hier).

Aan de orde komen onder andere uitspraken over de verhouding tussen gemeentelijke verordeningen en de Omgevingswet en de verschillende uitwerking van het overgangsrecht bij handhavingsbesluiten op verzoek en handhavingsbesluiten die ambtshalve worden genomen. 

Gemeentelijke verordeningen en Omgevingswet 

Een uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant d.d. 20 februari 2024 (ECLI:NL:RBOBR:2024:599) is voor zover wij weten de eerste die gaat over een Ow-vergunning. De na 1 januari 2024 ingediende aanvraag voor het vellen van een houtopstand is gebaseerd op de gemeentelijke Bomenverordening Gemeente Meierijstad 2023, die per 1 januari 2024 in werking is getreden. Het college van burgemeester en wethouders heeft met inachtneming van het overgangsrecht de aanvraag op grond van artikel 22.8 jo 5.1 lid 1 onder a Ow aangemerkt als een aanvraag om een vergunning voor een omgevingsplanactiviteit  ('OPA') en de vergunning verleend. De voorzieningenrechter wijst een verzoek om voorlopige voorziening daartegen af.

Erfgoedverordeningen hebben na 1 januari hun werking (voorlopig) behouden (artikel 22.4 Ow gelezen in samenhang met artikel 2.8 onder B IwOw en het enig artikel, aanhef en onder 1 en onder b van het Besluit tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van onder (veel) meer de IwOw (Staatsblad 2023, 113)).  De bepalingen uit die verordening blijven dus voorlopig van toepassing op aanwijzingsbesluiten die zijn genomen op grond daarvan. De aanwijzing tot gemeentelijk monument op grond van de Erfgoedverordening geldt op grond van artikel 22.2 van het Omgevingsplan ook als aanwijzing tot gemeentelijk monument onder het Omgevingsplan. Daarmee is dus onder het nieuwe recht een omgevingsplanvergunningsplicht op het monument van toepassing geworden. In deze zaak levert dat voldoende procesbelang op (Rechtbank Noord-Holland 7 februari 2024, ECLI:NL:RBNHO:2024:1047).

In een uitspraak d.d. 23 januari 2024 (ECLI:NL:RBZWB:2024:473, gepubliceerd op 14 februari 2024) komt via een concretiserend besluit van algemene strekking een kapverbod op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening ("APV") aan de orde. Artikel 22.8 Omgevingswet heeft tot gevolg dat een dergelijke verbodsbepaling in een APV, geldt als een verbod om zonder omgevingsvergunning een activiteit te verrichten als bedoeld in artikel 5.1, lid 1, aanhef en onder a Ow.

Voorgaande uitspraken hebben betrekking op de gevolgen van de Omgevingswet voor gemeentelijke verordeningen en de verhouding tussen gemeentelijke verordeningen en het omgevingsplan. In algemene zin schrijft artikel 2.1 Omgevingsbesluit voor welke gemeentelijke verordeningen in het omgevingsplan moeten worden geïntegreerd.

Handhaving: onderscheid handhaving op verzoek of niet 

Kritisch is de Rechtbank Oost-Brabant (12 februari 2024, ECLI:NL:RBOBR:2024:473) over hoe de wetgever het overgangsrecht voor handhaving heeft vormgegeven. Het gaat dan om de uitwerking van het verschil in overgangsrecht voor de afhandeling van verzoeken om handhaving enerzijds (4.3 IwOw), en overgangsrecht voor de afhandeling van (ambtshalve) sanctiebesluiten anderzijds (4.23 IwOw). In het laatste geval geldt dat als voor inwerkingtreding van de Ow alleen een schriftelijk voornemen is geuit, het sanctiebesluit met toepassing van de nieuwe wettelijke regeling kan worden opgelegd. Als sprake is van een handhavingsbesluit op aanvraag, worden die aanvraag en het besluit afgehandeld met toepassing van het oude recht. Aanknopingspunt is dan de datum van ontvangst van het handhavingsverzoek. 

Dat kan onwenselijke consequenties hebben, vindt de rechtbank. Bijvoorbeeld voor de situatie waarin een handeling onder de Ow geen overtreding meer oplevert maar dat onder het oude recht wel deed. Het is aan de wetgever, aldus de rechtbank, om hier wellicht nog eens kritisch naar te kijken.

Omgevingsvergunning en (maatwerk)voorschriften  

Het verbod om in strijd met een vergunningvoorschrift te handelen komt aan de orde in een uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant d.d. 15 januari 2024 (ECLI:NL:RBOBR:2024:98, gepubliceerd op 1 februari 2024) over een omgevingsvergunning voor het transformeren van een voormalig bejaardenhuis naar 48 huurappartementen. De aanvraag en Wabo-vergunning dateren van voor 1 januari 2024 zodat ingevolge art. 4.3 IwOw het oude recht van toepassing is. Met de beslissing op bezwaar van 21 november 2022 is een aanvullend voorschrift verbonden aan de omgevingsvergunning en daarmee heeft het college de omgevingsvergunning gedeeltelijk herroepen. De rechtbank legt in haar uitspraak alvast uit hoe het vergunningvoorschrift – als de omgevingsvergunning onherroepelijk wordt – binnen de kaders van de Ow is te plaatsen. Handelen in strijd met een aan een omgevingsvergunning verbonden voorschrift was, aldus de rechtbank, onder oud recht in strijd met artikel 2.3 Wabo. De Wabo-vergunning geldt ingevolge artikel 4.13, lid 1 IwOw echter zodra die onherroepelijk wordt als een omgevingsvergunning voor een OPA (artikel 5.1 lid 1, aanhef en onder a, Ow jo. onderdeel c van de definitie voor een omgevingsplanactiviteit in de bijlage op basis van artikel 1.1 Ow). Zodoende geldt het voorschrift als een voorschrift verbonden aan de omgevingsvergunning voor de OPA (de basis daarvoor ligt in artikel 5.34 Ow). Het verbod om daarmee in strijd te handelen volgt na 1 januari 2024 dus uit artikel 5.5, lid 2 Ow. De omgevingsvergunning wordt nog niet onherroepelijk, de rechtbank past een bestuurlijke lus toe zodat het college gebreken in de besluitvorming kan herstellen. Impliciet – uit de suggesties die de rechtbank geeft voor het herstellen van de gebreken (r.o. 7.2) – volgt dat ook op het nieuw te nemen besluit het oude recht van toepassing is.

In een uitspraak over een aanvraag om wijziging van een maatwerkvoorschrift (Rechtbank Zeeland West-Brabant 22 januari 2024, ECLI:NL:RBZWB:204:672, gepubliceerd op 12 februari 2024) bevestigt de rechtbank dat de Wabo van toepassing blijft. De aanvraag dateert immers van voor 1 januari 2024 (artikel 4.3 IwOw).

Wet Bibob

Op de aanvraag voor een Wabo-vergunning die dateert van voor 1 januari 2024 blijft het oude echt van toepassing (artikel 4.3 IwOw). Dat geldt ook voor de randvoorwaarden waaronder een vergunning kan worden geweigerd in verband met de Wet Bibob zoals dat was opgenomen in artikel 2.20 Wabo, zo volgt uit de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant d.d. 14 februari 2024 (ECLI:NL:RBOBR:2024:499).

Op een besluit tot weigering en intrekking van een omgevingsvergunning in verband met de Wet Bibob blijft het oude recht van toepassing. Dat volgt uit artikel 4.3 en 4.5 IwOw: zowel de aanvraag om een vergunning als het ambtshalve besluit tot intrekking van de (eerdere) vergunning dateren van voor 1 januari 2024 (zie Rechtbank Midden-Nederland d.d. 1 februari 2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:423).

Ambtshalve besluiten  

De uitspraak van de Rechtbank Overijssel van 16 februari 2024 (ECLI:NL:RBOVE:2024:842) ging over een ambtshalve genomen besluit tot verlenging van het tijdvak van een beheerplan op grond van de Wet natuurbescherming. Het besluit was genomen en bekendgemaakt in 2022. Als voor 1 januari met toepassing van artikel 4:8 Awb de gelegenheid is geboden om een zienswijze in te dienen of het besluit is bekendgemaakt, blijft op grond van artikel 2.9, lid 3 Aanvullingswet natuur Ow het oude recht van toepassing tot het besluit onherroepelijk is. 

Op een besluit tot wijziging aanwijzing Natura-2000 gebied blijft het oude recht van toepassing als het ontwerp voor 1 januari 2024 ter inzage is gelegd (Rechtbank Rotterdam 25 januari 2024, ECLI:NL:RBROT:2024:604, gepubliceerd op 1 februari 2024). Dat volgt uit artikel 4.4 IwOW. 

Besluitvorming na vernietiging en bestuurlijke lus

Als de bestuurlijke lus wordt toegepast en nieuwe besluitvorming op een Wabo-aanvraag moet plaatsvinden, is op die nieuwe besluitvorming nog steeds het oude recht van toepassing. Dat volgt uit artikel 4.3 IwOw, aldus de Rechtbank Midden-Nederland 26 februari 2024 (ECLI:NL:RBMNE:2024:1119). Zie ook de eerder al genoemde uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant (ECLI:NL:RBOBR:2024:98).

De Rechtbank Midden-Nederland vernietigt in de uitspraak van 14 februari 2024 (ECLI:NL:RBMNE:2024:684) een beslissing op bezwaar inzake een omgevingsvergunning in verband met meerdere gebreken en schorst de werking van de omgevingsvergunning. De rechtbank benadrukt dat voor de nadere besluitvorming het oude recht zal gelden.

Ook een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak d.d. 7 februari 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:475) laat zien hoe het oude recht doorwerkt. In deze zaak dateerde het verzoek om handhaving al van 2019. Op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a IwOw geldt dus nog het oude recht op de afwikkeling daarvan. Er moet – de beslissing op bezwaar wordt vernietigd in verband met gebreken – een nieuwe beslissing op bezwaar worden genomen. De Afdeling past de zgn. judiciële lus toe – tegen het nieuwe besluit staat direct beroep open bij de Afdeling (en hoeft niet eerst de rechtbank te worden benaderd – artikel 8:113, lid 2 Awb).

Bestemmingsplannen, wijzigingen en uitwerkingsplan 

Ook als een uitwerkingsplan ter inzage is gelegd voor 1 januari 2024 blijft het oude recht van toepassing (artikel 4.6, lid 3 IwOw) – net als bij onder andere een bestemmingsplan en een wijzigingsplan (Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State d.d. 2 februari 20124 (ECLI:NL:RVS:2024:395).

Op grond van artikel 4.6, lid 3 IwOw blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór inwerkingtreding van de Ow ter inzage is gelegd het oude recht van toepassing. Dat geldt ook voor wijzigingsbesluiten die zijn genomen na 1 januari 2024 en die met toepassing van artikel 6:19 Awb 'mee gaan' in de lopende beroepsprocedures. Dat blijkt uit de uitspraak van de Afdeling d.d. 23 februari 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:743).

Overige plannen

Op een besluit tot instemming met een nazorgplan als bedoeld in artikel 39d, lid 1 Wet bodembescherming dat dateert van voor 1 januari 2024 blijft het oude recht van toepassing (Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 28 februari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:822).  De Afdeling verwijst in algemene zin naar de Ow, de IwOw en de Aanvullingswet bodem Omgevingswet. Hoewel niet uitdrukkelijk genoemd, gaan wij ervan uit dat artikel 3.1 Aanvullingswet bodem Omgevingswet hier bepalend is geweest.

De Waterwet blijft van toepassing op een voor 1 januari 2024 ter inzage gelegd ontwerp-projectplan op grond van artikel 5.4 Waterwet (artikel 4.62, lid 2 IwOw).  De Rechtbank Oost-Brabant oordeelt in de uitspraak van 12 februari 2024 (ECLI:NL:RBOBR:2024:462) dat – als de Crisis- en herstelwet ('Chw') van toepassing was op dat projectplan – de Chw ook na 1 januari 2024 van toepassing blijft. Dat volgt volgens de rechtbank uit artikel 4.62, lid 2 IwOw en wetsgeschiedenis bij de IwOw (Kamerstukken II 2017/18, 34986, nr. 3, blz. 449-450 en blz. 496-497).

Ontheffing en positieve weigering onder Ow 

Niet alleen een ontheffing op grond van de Wnb wordt – na onherroepelijk worden van de uitspraak – na 1 januari gelijkgesteld met een omgevingsvergunning voor een flora- en fauna-activiteit op grond van artikel 5.1, lid 2 onder g Ow. Dat geldt ook voor de "rechtsgevolgen van een positieve weigering", aldus de rechtbank Midden-Nederland d.d. 26 januari 2024 (ECLI:NL:RBMNE:2024:315, gepubliceerd op 12 februari 2024). Daarbij verwijst de rechtbank naar artikel 2.6, lid 1 Aanvullingswet natuur Omgevingswet.

Verzoek schade Tracébesluit

Op grond van artikel 4.17, lid 1 IwOw blijft het oude recht van toepassing op een verzoek om schadevergoeding dat wordt ingediend binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van de Ow, als voor die datum de schade is veroorzaakt door (o.a.) een Tracébesluit. Uit lid 3 volgt verder dat het oude recht van toepassing blijft totdat het besluit op een verzoek onherroepelijk is (Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State d.d. 7 februari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:486). In dit geval was het verzoek al in 2020 afgewezen – het oude recht blijft daarop van toepassing. 

Afsluiting

Geen grote verassingen in de toepassing van het overgangsrecht onder de Ow tot zover. Wel blijft het interessant om de wijze van toepassing van verschillende overgangsrechtelijke bepalingen onder de Ow te volgen. Naarmate de tijd sinds inwerkingtreding verstrijkt, zijn er al veel varianten aan bod gekomen in met name de lagere rechtspraak, zoals het overgangsrecht ten aanzien van gemeentelijke verordeningen, overgangsrecht bij handhaving en overgangsrecht bij een bestuurlijke lus. Wordt wederom vervolgd met binnenkort ongetwijfeld meer uitspraken over toepassing van materiële bepalingen uit de Ow.

Op de hoogte blijven van nieuwe ontwikkelingen?

Met onze Stibbeblogs blijft u op de hoogte van ontwikkelingen op het terrein van het bestuursrecht en omgevingsrecht. Wilt u graag automatisch via e-mail op de hoogte worden gehouden over een blogupdate? Meld u zich dan op onze website aan voor het ontvangen van een e-mail attendering bij het verschijnen van nieuwe bestuursrechtelijke en omgevingsrechtelijke Stibbeblogs.