Lockdown is onvoorziene omstandigheid. Gevolgen zowel voor inlener als uitlener (annotatie)

Article
NL Law

In deze annotatie becommentarieert Astrid Helstone de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 12 januari 2022.

In deze annotatie becommentarieert Astrid Helstone de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 12 januari 2022, waarin de rechtbank, kort gezegd, oordeelt dat lockdown-maatregelen in de horeca tijdens de coronapandemie een onvoorziene omstandigheid ex artikel 6:258 BW zijn, waardoor leerstuk van huurrechtzaken hieromtrent (ECLI:NL:HR:2021:1974) ook relevant is voor inleenovereenkomsten tussen een uitzendbureau en een inlener van uitzendkrachten in de horecasector. Het financiële nadeel als gevolg daarvan dient verdeeld te worden over beide partijen. De inlener moet daarom nog de helft van de hoofdsom betalen, nadat daarop eerst het bedrag aan NOW dat het uitzendbureau heeft ontvangen, in mindering is gebracht.

Deze uitspraak werpt een scherp licht op de ‘share the pain’-benadering die ten aanzien van het leerstuk van onvoorziene omstandigheden in coronacrisistijd door verschillende civilisten is bepleit. Op grond van deze benadering wordt het als gevolg van de coronacrisis ontstane nadeel in beginsel gelijk verdeeld (50/50-verdeling) over beide contractspartijen. Ratio hiervan is dat geen van beide contractspartijen een verwijt kan worden gemaakt van het uitbreken van de coronapandemie.

Astrid Helstone staat stil bij (i) de arbeidsrechtelijke context en relevantie van de uitspraak voor de contracten tussen uitzendbureaus, en payrollondernemingen en inleners en (ii) de betekenis van het beroep op onvoorziene omstandigheden ex artikel 6:258 BW. Tot slot plaatst zij enkele observaties bij de contractuele rechtsverhouding tussen de inlener (B-Flex) en de opdrachtgever (La Place B.V.) en de door het uitzendbureau (NL People) verkregen subsidie op basis van de Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (‘NOW’).