De renaissance van de voorlopige maatregelen in het mededingingsrecht

Article
NL Law
EU Law

Mededingingsautoriteiten zijn op zoek naar instrumenten om snel in te grijpen bij ontluikende mededingingsproblemen op de techmarkten.

De indruk is dat de ‘gewone’ boetebeschikkingen door de jarenlange onderzoeken vaak te laat komen om het gewenste effect te sorteren. De aandacht richt zich daardoor op het instrument van de voorlopige maatregel. Dat blijkt ook wel uit de voorlopige maatregel die de Europese Commissie op 16 oktober 2019 oplegde aan Broadcom ter herstel van een vermoedelijke mededingingsinbreuk op de markt voor televisies en modem chipsets. Hiermee maakte de Commissie voor het eerst sinds de IMS Health-zaak in 2001 en de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 1/20032 gebruik van haar bevoegdheid een voorlopige maatregel op te leggen.

Dit was groot nieuws, niet alleen in de mededingingsrechtelijke hoek, maar ook in de reguliere media. Eurocommissaris Margrethe Vestager voorspelde dat deze stap ‘a sign of things to come’ was en ze verwachtte niet dat het weer achttien jaar zou duren voordat de Commissie opnieuw naar dit middel zou grijpen. De actualiteit van dit onderwerp wordt verder benadrukt door de vaststelling van de nieuwe Richtlijn (EU) 2019/1, waarin de bevoegdheden voor nationale autoriteiten om voorlopige maatregelen op te leggen vergaand worden geharmoniseerd.

Voldoende reden voor een overzichtsartikel waarin de belangrijkste kenmerken van dit handhavingsinstrument worden genoemd, zowel op Europeesrechtelijk als op nationaal niveau. Marieke Bredenoord-Spoek en Stijn de Jong sluiten af met enkele opmerkingen over de nieuwe Richtlijn (EU) 2019/1. 

Dit artikel is gepubliceerd in Markt & Mededinging 2020/3