Bij een bedrijfseconomisch ontslag (a-grond) zijn diverse tijdsdimensies te onderscheiden. De eerste dimensie is dat bij de beëindiging allerlei tijdstippen van belang zijn, zoals het afspiegelmoment en het moment waarop de herplaatsingstermijn aanvangt. De tweede dimensie ziet op de vraag hoe de kantonrechter toepassing van regels uit de eerste dimensie, hier toegespitst op herplaatsing, moet beoordelen: ex nunc of ex tunc (en wanneer is dat?). Een derde dimensie betreft de vraag in hoeverre de rechter in hoger beroep ex nunc of ex tunc oordeelt.
De wetgever heeft over deze vragen vrijwel niets opgemerkt in de parlementaire geschiedenis. Er is inmiddels een beperkt aantal uitspraken en een enkele opmerking in de literatuur. Aan de hand hiervan beziet Jaap van Slooten of er een consistent systeem bestaat of te ontwerpen is. De praktische betekenis van deze kwestie is met name wanneer het zin heeft voor een werkgever of werknemer om in een procedure nieuwe feiten met betrekking tot herplaatsingsmogelijkheden aan te voeren.
Klik hier voor dit artikel in TRA 2016/81.