Redelijk gemaakte deskundigenkosten komen ook bij gegrond beroep niet per definitie voor vergoeding in aanmerking

Article
NL Law

Indien een beroep gegrond wordt verklaard worden de deskundigenkosten in principe vergoed indien het inschakelen van de deskundige redelijk was en de kosten zelf ook redelijk zijn. In een uitspraak van 25 juli 2018 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State voor het eerst expliciet geoordeeld dat onder bepaalde omstandigheden sprake kan zijn van een uitzondering op dit uitgangspunt.

Aanleiding

Bij besluit van 1 juni 2017 heeft de gemeenteraad van de gemeente Boekel het bestemmingsplan "N605-Randweg Boekel" vastgesteld. Het plan voorziet in de aanleg van een randweg ten westen van de bebouwde kom van Boekel. Deze weg sluit in het noorden en zuiden van Boekel aan op de bestaande N605. Verschillende appellanten vrezen dat de aanleg van de randweg leidt tot een aantasting van hun woonomgeving in de vorm van onder meer geluidsoverlast, verslechterde luchtkwaliteit, sluipverkeer en verkeersgevaarlijke situaties. Andere appellanten vrezen dat de aanleg van de randweg leidt een aantasting van hun bedrijfsvoering door verlies van landbouwareaal, doorsnijding van hun gronden en problemen met de bereikbaarheid van hun bedrijven. Ter onderbouwing hun beroepsgronden hebben appellanten deskundigenrapporten laten opstellen met betrekking tot verkeer en verkeersveiligheid.

De beroepsgrond die uiteindelijk leidt tot een gegrond beroep is een grond over de formulering van een voorwaardelijke verplichting inzake landschappelijke kwaliteit. Gezien dit gegronde beroep beziet de Afdeling of er aanleiding is tot het overgaan van vergoeding van de door appellanten gemaakte proceskosten.

Vaste jurisprudentie

De vaste jurisprudentie van de Afdeling over proceskostenvergoeding (zie bijvoorbeeld haar uitspraak van 7 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:380 of van 29 januari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:226) is dat de kosten van een deskundige op voet van artikel 8:75 Awb voor vergoeding in aanmerking komen als het inroepen van de deskundige redelijk was en ook de deskundigenkosten zelf redelijk zijn. De Afdeling past met andere woorden een dubbele redelijkheidstoets toe. Als maatstaf wordt hierbij gehanteerd of degene die deze deskundige heeft ingeroepen, gezien de feiten en omstandigheden zoals die bestonden ten tijde van inroeping, ervan mocht uitgaan dat de deskundige een relevante bijdrage zou leveren aan een voor hem gunstige beantwoording door de rechter van een voor de uitkomst van het geschil mogelijk relevante vraag. Het is hierbij niet vereist dat een deskundigenrapport uiteindelijk heeft bijgedragen aan de rechterlijke beslissing. Een geslaagd beroep leidt er op grond van deze jurisprudentie kortom automatisch toe dat redelijk gemaakte kosten die ook qua hoogte redelijk zijn, worden vergoed. Uit de uitspraak van 25 juli 2018 volgt dat er onder bepaalde omstandigheden aanleiding bestaat om op dit uitgangspunt een uitzondering te maken.

Uitzondering vergoeding deskundigenkosten

Omstandigheden die aanleiding kunnen zijn voor het maken van een uitzondering doen zich volgens de Afdeling in het bijzonder voor in zaken in het omgevingsrecht. In die zaken worden veelvuldig beroepsgronden gericht tegen zeer verschillende aspecten van hetzelfde besluit. Zo kunnen in beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan of tot verlening van een omgevingsvergunning gronden worden aangevoerd over aspecten zoals geluid, geur, luchtkwaliteit, stikstof, natuur, landschap, externe veiligheid en/of de volksgezondheid. Wanneer echter ter onderbouwing van een beroepsgrond over bijvoorbeeld geluid een rapport door een deskundige wordt opgesteld en de Afdeling komt na een inhoudelijke beoordeling tot de slotsom dat die beroepsgrond niet slaagt, dan komen de kosten in verband met het geluidsrapport niet voor vergoeding in aanmerking. Ook niet indien het bestreden besluit om andere redenen voor vernietiging in aanmerking komt, bijvoorbeeld vanwege een ambtshalve te toetsten aspect of vanwege een andere beroepsgrond over een ander aspect van het bestreden besluit, bijvoorbeeld over geurhinder, en die beroepsgrond wel slaagt.

Uitzondering niet voor het eerst toegepast

Wat opvalt is dat de Afdeling in haar uitspraak van 25 juli 2018 expliciet overweegt dat zij de uitzondering voor het eerst toepast. In haar uitspraak van 25 januari 2017 inzake een beroep gericht tegen een bestemmingsplan van de gemeente Midden-Delfland kwam zij echter tot eenzelfde oordeel. Zonder haar vaste jurisprudentie aan te halen overwoog de Afdeling in die uitspraak dat ingebrachte deskundigenrapporten niet voor vergoeding in aanmerking kwamen omdat deze rapporten betrekking hadden op de vraag of voorzien werd in een actuele regionale behoefte als bedoeld in artikel 3.1.6 lid 2 Besluit ruimtelijke ordening, terwijl deze bepaling niet van toepassing was in die procedure. De beroepsgronden die wel slaagden en aanleiding waren voor proceskostenveroordeling hielden geen verband met het bestemmingsplan. "Onder deze omstandigheden" kwam de Afdeling tot het oordeel dat de kosten van de deskundige niet voor vergoeding in aanmerking kwamen.

Observaties

Met deze jurisprudentie van de Afdeling is de drempel voor de vergoeding van deskundigenkosten kortom hoger geworden. Hoewel het in bepaalde gevallen redelijk zal zijn dat appellanten een deskundige inschakelen, leidt deze redelijkheid niet altijd tot vergoeding van de door de deskundige gemaakte kosten. Slechts wanneer het door de deskundige uitgevoerde onderzoek een bijdrage levert aan de gegrondverklaring van het beroep komen de kosten voor vergoeding in aanmerking. Ingeschat zal dan ook dienen te worden of de slagingskans van een beroepsgrond met betrekking tot een bepaald aspect van een besluit zo groot is dat het opweegt tegen de kosten die het inschakelen van een deskundige met zich meebrengt. Aangezien een dergelijke inschatting niet altijd even eenvoudig te maken is, zullen rechtzoekenden er serieus rekening mee dienen te houden dat de deskundigenkosten niet voor vergoeding in aanmerking komen.

Gegevens uitspraak

ABRvS 25 juli 2018 ECLI:NL:RVS:2018:2505 201705852/1/R6