Algemene bepalingen inzake oneerlijke handelspraktijken wijken voor specifiekere regelgeving

Article
EU Law

In geval van strijdigheid tussen de Richtlijn Oneerlijke Handelspraktijken[1] (en bij uitbreiding de omzettingsbepalingen in Boek VI WER) en andere Europeesrechtelijke voorschriften betreffende specifieke aspecten van oneerlijke handelspraktijken, hebben deze laatste voorrang (zie artikel 3, lid 4 van de Richtlijn Oneerlijke Handelspraktijken). Dat dit tot interessante discussies kan leiden, bleek uit een recent arrest van het Hof van Justitie[2].

De zaak betrof het energie-etiket waarvan stofzuigers dienen te worden voorzien overeenkomstig gedelegeerde verordening nr. 665/2013[3]. In het hoofdgeding voor een Belgische rechter had Dyson geargumenteerd dat zijn concurrent BSH de consument misleidt door louter het voorgeschreven energie-etiket te gebruiken, maar niet aan te geven dat de energieklasse werd berekend op basis van testen met een lege stofcontainer. De verwijzende rechter stelde dat hoewel deze testen de enige zijn waarmee het jaarlijks energieverbruik kan worden geëvalueerd, zij mogelijks niet zouden toelaten een correcte vergelijking te maken met apparaten die op een verschillende manier functioneren (met name stofzuigers met stofzak, waarvan de poriën na verloop van tijd verstop raken en de motor een hoger vermogen moeten ontwikkelen, vs. stofzuigers zonder stofzak). Aan het Hof van Justitie werd vervolgens gevraagd of het dan toch geen misleidende omissie kan uitmaken om na te laten de testomstandigheden te specifiëren.

Het Hof ging niet uitdrukkelijk in op de vaststelling dat de huidige testen geen correcte vergelijking toelaten en beperkte haar analyse tot het toepassen van de relevante juridische bepalingen. Aangezien gedelegeerde verordening nr. 665/2013, naast het milieu, eveneens de consument beschermt, kwalificeert zij als een specifieker voorschrift dat voorrang heeft op de Richtlijn Oneerlijke Marktpraktijken (en dus ook op de omzettingsbepalingen in boek VI WER). Aangezien de uniformisering van het energie-etiket er verder net toe strekt om het voor de eindgebruiker gemakkelijker leesbaar en vergelijkbaar te maken, verzet verordening nr. 665/2013 zich ertegen dat andere gegevens worden toegevoegd aan dit etiket. Dit geldt ongeacht of deze extra gegevens het energieverbruik zouden kunnen verduidelijken of zelfs correcter zouden weergeven voor de consument: artikel 7 van de Richtlijn Oneerlijke Handelspraktijken (betreffende de misleidende omissies) is immers niet van toepassing. Verder verduidelijkte het Hof dat de testomstandigheden in ieder geval niet als essentiële informatie voor de gemiddelde consument kunnen worden beschouwd. In het omgekeerde geval, zouden zij immers zijn opgenomen in gedelegeerde verordening nr. 665/2013.

Voetnoten:

  1. Richtlijn 2005/29/EG van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt en tot wijziging van Richtlijn 84/450/EEG van de Raad, Richtlijnen 97/7/EG, 98/27/EG en 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad, PBEU 2005 L 149.
  2.  Arrest van 25 juli 2018, C-632/16, Dyson v. BSH, EU:C:2018:599.
  3. Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 665/2013 van de Commissie van 3 mei 2013 houdende aanvulling van Richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de energie-etikettering van stofzuigers, PBEU 2013 L 192, zie met name bijlage II.