De Hoge Raad maakt einde aan onzekerheid over rangwijziging van pandrechten

Article
NL Law

Afgelopen vrijdag (9 april 2021) heeft de Hoge Raad duidelijkheid verschaft over de voor de praktijk belangrijke vraag of voor pandrechten een rangwijziging mogelijk is. Anders dan bij hypotheekrechten bestond hierover, door gebrek aan een wettelijke regeling, onduidelijkheid voor pandrechten.

Indien er meer dan één hypotheek- of pandrecht op één en hetzelfde goed is gevestigd, geldt de prio tempore regel. Deze houdt in dat het oudere (eerder gevestigde) zekerheidsrecht voor het jongere (later gevestigde) zekerheidsrecht gaat: bij executie van de zekerheidsrechten krijgt de houder van het hoger gerangschikte pandrecht voorrang op de houder van het lager gerangschikte pandrecht bij verdeling van de executieopbrengst.  In bepaalde gevallen wensen partijen een wijziging in de wettelijke rangorde aan te brengen. Voor wat betreft rechten van hypotheek is daartoe de mogelijkheid expliciet vermeld in de wet. Bij notariële akte die in de registers wordt ingeschreven kunnen de betrokken partijen bepalen dat een recht van hypotheek ten opzichte van één of meer andere op hetzelfde goed gevestigde rechten van hypotheek een hogere rang heeft dan daaraan volgens het tijdstip van inschrijving toekomt. Uit de akte moet dan wel blijken dat de gerechtigden tot die andere rechten van hypotheek daarin toestemmen. Voor pandrechten ontbreekt een dergelijke wettelijke regeling. Alhoewel een groot aantal auteurs van mening was dat een rangwisseling ook bij pandrechten mogelijk moest zijn, bestond er onzekerheid of, gezien het gesloten systeem van het goederenrecht, dat inderdaad het geval was. Aan die onzekerheid is een einde gekomen. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 9 april jl. (ECLI:NL:HR:2021:524) geoordeeld dat het mogelijk is te bepalen dat aan een pandrecht ten opzichte van een of meer andere op hetzelfde goed gevestigde pandrechten een hogere rang toekomt, mits uit de akte van rangwisseling (of uit een of meer afzonderlijke akten die in samenhang daarmee moeten worden gelezen) blijkt, dat de gerechtigden tot die andere pandrechten daarin toestemmen. Een toestemming dient te voldoen aan dezelfde vormvereisten die gelden voor de vestiging van het desbetreffende pandrecht. Indien er pandhouders zijn wiens rang niet verandert maar wiens rechtspositie door de rangwisseling wordt geraakt (bijvoorbeeld doordat het beloop van de vordering waarvoor het gewisselde pandrecht is gevestigd hoger is) kan de rangwisseling alleen aan die pandhouders worden tegengeworpen, voor zover zij hebben ingestemd met de rangwisseling. Deze instemming is vormvrij. Een rangwisseling kan bij de vestiging van het nieuwe pandrecht plaatsvinden, maar ook nadien.

Voorts heeft de Hoge Raad zich in bovengenoemd arrest uitgesproken over de vraag aan wie het surplus van geïnde verpande vorderingen dient toe te komen in geval van meer dan één pandrecht op die vorderingen. De houder van een stil pandrecht op een vordering is inningsbevoegd nadat het pandrecht is openbaargemaakt. De wet bepaalt dat, ingeval er meer dan één pandrecht op de vordering rust, de inningsbevoegdheid alleen aan de hoogst gerangschikte pandhouder toekomt. De Hoge Raad heeft nu geoordeeld dat de inningsbevoegdheid van een pandhouder zich uitstrekt tot alle vorderingen die aan haar verpand zijn, ongeacht het beloop van de vordering tot zekerheid waarvoor het pandrecht is gevestigd en voorts dat de hoogst gerangschikte pandhouder het overschot kan innen ten behoeve van de pandhouders met een lagere rang, ondanks dat de pandrechten van deze lager gerangschikte pandhouders nog niet zijn openbaar gemaakt. Het surplus van het door de hoogst gerangschikte pandhouder geïnde komt in die gevallen dus niet aan de pandgever (of diens boedel) toe.

Tenslotte dient nog vermelding dat de Hoge Raad opmerkt dat, indien de verpande vordering (hierna: de hoofdvordering) zelf door een pandrecht op vorderingen is gesecureerd, de inningsbevoegdheid zich tevens uitstrekt tot alle vorderingen die tot zekerheid van de hoofdvordering zijn verpand, ongeacht het beloop van de hoofdvordering. Hier komt de Hoge Raad gedeeltelijk terug van zijn arrest van 18 december 2015 (ECLI: NL:HR:2015:3619, ABN AMRO Marell).