Het Klimaatakkoord: sectortafel elektriciteit

Article
NL Law

Op 28 juni 2019 is het Klimaatakkoord gepresenteerd. In het Klimaatakkoord is aan vijf sectortafels uitgewerkt op welke wijze Nederland uitvoering gaat geven aan de op internationaal niveau gemaakte klimaatafspraken. In dit blogbericht lichten wij toe wat de belangrijkste uitdagingen zijn voor de sectortafel elektriciteit en hoe de komende jaren aan die uitdagingen uitvoering wordt gegeven.   

Bijna een jaar nadat het Voorstel voor hoofdlijnen van het Klimaatakkoord (Voorstel) werd aangeboden aan de minister van Economische Zaken en Klimaat (EZK) is het langverwachte Nederlandse Klimaatakkoord gepresenteerd. Het centrale doel van het Klimaatakkoord is het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen in Nederland in 2030 met 49% ten opzichte van 1990. Bovendien pleit Nederland in Europa voor een broeikasgasreductie van 55% in 2030.

De opgave voor de sectortafel elektriciteit is om in 2030 de CO2-emissies met ten minste 20,2 Mton te verminderen. Die vermindering moet worden opgevangen door levering van andere, duurzame vormen van elektriciteit. Daarnaast houdt de elektrificatie in andere sectoren een belangrijke opgave voor de elektriciteitssector in; de elektriciteitssector zal die sectoren moeten gaan voorzien van CO2-vrije elektriciteit. Dit alles betekent dat het aandeel elektriciteit uit hernieuwbare bronnen flink moet toenemen. Het concrete doel dat daarvoor is geformuleerd is het opschalen van de elektriciteitsproductie uit hernieuwbare bronnen tot 84 TWh in 2030.

Over de belangrijkste uitgangspunten die in het Voorstel voor de sectortafel elektriciteit werden geformuleerd, schreven wij al eerder een blog. In dit blogbericht lichten wij nu toe welke doelstellingen voortvloeien uit het definitieve Klimaatakkoord en met welke maatregelen Nederland de komende jaren aan de slag moet. 

Bijna een jaar nadat het Voorstel voor hoofdlijnen van het Klimaatakkoord (Voorstel) werd aangeboden aan de minister van Economische Zaken en Klimaat (EZK) is het langverwachte Nederlandse Klimaatakkoord gepresenteerd. Het centrale doel van het Klimaatakkoord is het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen in Nederland in 2030 met 49% ten opzichte van 1990. Bovendien pleit Nederland in Europa voor een broeikasgasreductie van 55% in 2030.

De opgave voor de sectortafel elektriciteit is om in 2030 de CO2-emissies met ten minste 20,2 Mton te verminderen. Die vermindering moet worden opgevangen door levering van andere, duurzame vormen van elektriciteit. Daarnaast houdt de elektrificatie in andere sectoren een belangrijke opgave voor de elektriciteitssector in; de elektriciteitssector zal die sectoren moeten gaan voorzien van CO2-vrije elektriciteit. Dit alles betekent dat het aandeel elektriciteit uit hernieuwbare bronnen flink moet toenemen. Het concrete doel dat daarvoor is geformuleerd is het opschalen van de elektriciteitsproductie uit hernieuwbare bronnen tot 84 TWh in 2030.

Over de belangrijkste uitgangspunten die in het Voorstel voor de sectortafel elektriciteit werden geformuleerd, schreven wij al eerder een blog. In dit blogbericht lichten wij nu toe welke doelstellingen voortvloeien uit het definitieve Klimaatakkoord en met welke maatregelen Nederland de komende jaren aan de slag moet. 

Van kolen en gas naar hernieuwbare bronnen op zee en op land

De "stip aan de horizon" voor de elektriciteitssector is een betrouwbaar, betaalbaar en veilig CO2-vrij elektriciteitssysteem in 2050. Dat betekent dat de elektriciteitsproductie op basis van kolen en gas op den duur moet gaan verdwijnen en dat opwekking enkel nog uit hernieuwbare bronnen moet gaan plaatsvinden. Voor 2030 is het streven dat meer dan 70% van de elektriciteitsproductie uit hernieuwbare bronnen komt.

Windenergie op zee zou "de grootste toekomstige groene krachtbron voor de Nederlandse economie en samenleving" moeten gaan vormen. Om dat te bereiken, zal ten minste de omvang aan windparken op zee uit de Routekaart windenergie op zee 2030 gerealiseerd moeten worden – een opgave van 11,5 GW in 2030. De minister van EZK berichtte in een Kamerbrief in april 2019 echter nog dat 10,6 GW aan wind op zee op de planning staat. Er is dus nog wel wat werk aan de winkel om die doelstelling te halen. Een goede ruimtelijke inpassing, waarbij rekening wordt gehouden met de verschillende belangen van de gebruikers van de Noordzee, is daarbij van belang. De Noordzeestrategie 2030, een nog op te stellen akkoord tussen de partijen die gebruik maken van de Noordzee, moet hierbij het uitgangspunt gaan vormen.

Ook op land valt daarnaast nog veel winst te behalen. Opvallend is dat er in het Klimaatakkoord weinig tekst wordt gewijd aan de ontwikkeling van windenergie op land, terwijl de elektriciteitsproductie op land in 2030 maar liefst 35 TWh moet gaan bedragen – ruim 40% van de opgave voor de elektriciteitstafel in zijn geheel. Windenergie zal hier een belangrijke bijdrage aan moeten gaan leveren. Op dezelfde dag als het Klimaatakkoord werd  de Monitor Wind op Land 2018 gepresenteerd. Uit de Monitor Wind op Land 2018, waar wij al eerder een blog over schreven, blijkt dat de doelstelling om in 2020 6.000 MW aan opgesteld vermogen windenergie op land operationeel te hebben, waarschijnlijk niet wordt gehaald. Afspraken tussen de minister van EZK en het IPO, vastgelegd in een zogenaamd 'versnellingspakket', moeten er echter voor gaan zorgen dat knelpunten voor windenergie op land worden weggenomen en dat er 6.500 MW operationeel is in 2023.

Leveringszekerheid

Een grote uitdaging voor de sectortafel elektriciteit is daarnaast om ervoor te zorgen dat de transitie naar opwekking uit hernieuwbare bronnen niet ten koste gaat van de betrouwbaarheid van de elektriciteitsvoorziening. Naast de opwekking van wind- en zonne-energie kan ook worden ingezet op het gebruik van CO2-vrije waterstof, biomassa, groen gas, kernenergie en fossiele bronnen waarbij CO2 wordt afgevangen. Onderzoek naar en ontwikkeling van deze bronnen zijn echter noodzakelijk om de leveringszekerheid te kunnen garanderen. Alleen wanneer de leveringszekerheid voldoende gewaarborgd kan worden, kunnen hernieuwbare bronnen een reëel alternatief voor fossiele brandstoffen gaan vormen.

Daarnaast speelt infrastructuur een sleutelrol in de betrouwbaarheid van de leveringszekerheid en is ook daar innovatie vereist. Zo wordt de opslag van energie bijvoorbeeld steeds belangrijker door de toename van opwekking uit de weersafhankelijke bronnen wind en zon. Ook op dit vlak moet worden ingezet op ontwikkeling en innovatie om te zorgen voor een betrouwbaar elektriciteitssysteem.

Regionale Energiestrategie (RES) en participatie

In ons blogbericht naar aanleiding van het Voorstel schreven wij al dat draagvlak en participatie belangrijke elementen van het Klimaatakkoord zijn. Terecht, want de energietransitie is geen opdracht voor de overheid alleen – burgers, bedrijven en overheden zijn op elkaar aangewezen om de doelstellingen te halen. Een belangrijk instrument dat in het Klimaatakkoord is geformuleerd is de Regionale Energiestrategie (RES). De RES houdt kort gezegd in dat de nationale afspraken uit het Klimaatakkoord in de praktijk in 30 verschillende regio's worden uitgewerkt waarbij overheden samenwerken met maatschappelijke partners, netbeheerders, het bedrijfsleven en – waar mogelijk – bewoners.

Een RES is daarmee niet alleen bedoeld om de energiedoelstellingen per regio in kaart te brengen, maar ook om de ruimtelijke inpassing met maatschappelijke betrokkenheid te organiseren. Door burgers vroegtijdig bij de besluitvorming te betrekken en hen daar zo mogelijk onderdeel van uit te laten maken, moet die maatschappelijke betrokkenheid bijdragen aan het creëren van draagvlak. En draagvlak is nodig, zo blijkt uit het Klimaatakkoord; het kan namelijk niet anders dan dat de (ruimtelijke) impact van de energietransitie groot is.

Ook buiten de RES kan de deelname van burgers bijdragen aan het bereiken van de doelen van de sectortafel elektriciteit. Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de kleinschalige productie van zonne-energie door huishoudens. Daarmee wordt niet alleen een bijdrage geleverd aan de productie van hernieuwbare bronnen op land, maar worden ook de betrokkenheid bij en de acceptatie van de energietransitie vergroot.

Door CO2-heffing naar (nog) meer wind op land en wind op zee?

Naast de opdrachten die voor de sectortafel elektriciteit zelf zijn geformuleerd, vraagt ook de elektrificatie in andere sectoren om meer opwekking uit hernieuwbare bronnen. Eén van de belangrijkste maatregelen die de sectortafel industrie voorschrijft is bijvoorbeeld de invoering van een heffing op CO2, waardoor de elektriciteitsvraag uit andere bronnen dan kolen en gas nog meer zal  toenemen. In afwachting van de ontwikkelingen binnen de andere sectortafels zal daarom in 2021 worden besloten of verdere opschaling van windparken op zee en op land nodig is om de doelen voor 2030 te behalen.

Tot slot

Wordt de "stip aan de horizon" voor de elektriciteitssector bereikt in 2050? De voortgang die tot nu toe is gemaakt, is gering. In 2018 bedroeg de opwekking uit hernieuwbare bronnen nog maar 17 TWh. De weg naar 84 TWh in 2030 is dan ook lang. Het definitieve Klimaatakkoord vraagt bovendien om adaptief beleid en medewerking van alle partijen. Daarbij wordt een belangrijke rol toegedicht aan de RES'en, die idealiter leiden tot participatie van burgers en bedrijven bij de energietransitie. Een keerzijde hiervan kan de lange doorlooptijd van het opstellen van een RES zijn.

Over de voortgang zal vanaf dit jaar jaarlijks in oktober worden gerapporteerd in de Klimaat- en Energieverkenning (KEV). Daaruit zal moeten blijken of de flinke opgave voor 2030, die desalniettemin met vertrouwen tegemoet wordt getreden, haalbaar blijkt.