Afdeling bestuursrechtspraak verfijnt toetsingskader voor geautomatiseerde besluitvormingsprocessen (AERIUS)
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) heeft in haar belangwekkende uitspraak van 18 juli 2018 over de Blankenburgverbinding haar toetsingskader voor geautomatiseerde besluitvorming door middel van het softwaresysteem AERIUS verfijnd.
Voorkomen van ongelijkwaardige procespositie
AERIUS is een geautomatiseerd hulpmiddel om efficiënte besluitvorming mogelijk te maken in het kader van activiteiten die gepaard gaan met uitstoot van stikstof. In de uitspraak van 18 juli 2018 gaat het om toepassing van AERIUS ten behoeve van een onderzoek ('Passende beoordeling stikstofdepositie') van de minister van Infrastructuur en Waterstaat om de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden als gevolg van het gebruik van de zogenoemde Blankenburgverbinding, een nieuwe autosnelweg ten westen van Rotterdam, te bepalen. Natuurmonumenten en anderen betogen dat de verkeers- en weggegevens die zijn gebruikt voor deze 'Passende beoordeling stikstofdepositie' onvoldoende kenbaar zijn.
In een eerdere uitspraak van 17 mei 2017 heeft de Afdeling een toetsingskader geformuleerd voor de beoordeling van geautomatiseerde besluitvorming door middel van AERIUS. In die uitspraak gaat het om het gebruik van AERIUS in het kader van het Programma Aanpak Stikstof (PAS). De Afdeling onderkent in die uitspraak het risico van ondoorzichtigheid van besluitvorming als gevolg van het gebruik van AERIUS. Een gebrek aan inzicht in de gemaakte keuzes en gebruikte gegevens en aannames kan ertoe leiden dat een ongelijkwaardige procespositie van partijen ontstaat, omdat zij niet kunnen controleren op basis waarvan tot een besluit wordt gekomen. Vanuit het perspectief van partijen kan sprake zijn van een "black box", aldus de Afdeling.
Ter voorkoming van een ongelijkwaardige procespositie en om reële rechtsbescherming mogelijk te maken, heeft de Afdeling als norm geformuleerd dat de minister verplicht is om uit eigen beweging de gemaakte keuzes en de gebruikte gegevens en aannames bij het gebruik van AERIUS volledig, tijdig en op een passende wijze beschikbaar te stellen. Zie daarover ons eerdere blogbericht over de uitspraak van 17 mei 2017. In haar uitspraak van 18 juli 2018 heeft de Afdeling deze norm in rechtsoverweging 23 verfijnd. Wij lichten dat hierna verder toe.
Standaardinvoergegevens en 'maatwerk' invoergegevens
AERIUS wordt gebruikt voor het bepalen van de emissie van stikstof uit een bron, de verspreiding door de lucht en de depositie op nabijgelegen Natura-2000 gebieden. Daarbij maakt het systeem enerzijds gebruik van standaardinvoergegevens, zoals de kaart van de stikstofgevoelige habitattypen in de Natura 2000-gebieden en de basiskaart met door het RIVM berekende achtergronddepositie van stikstof in Nederland, en van vaste rekenmodules (Operationeel Prioritaire Stoffen Model (OPS) en - met name bij verkeer en vervoer - van de Standaard Rekenmethode 2 (SRM2)). De concentratiebijdrage van het wegverkeer wordt daarbij berekend op basis van brongegevens (emissies wegverkeer, locatie en oriëntatie rijbanen, weghoogte en kenmerken afschermende constructies) en brononafhankelijke gegevens (meteorologische condities, terreinruwheid en brondepletie). Anderzijds maakt het programma bij de berekening van de depositie van stikstof in Natura 2000-gebieden tevens gebruik van ‘maatwerk’ invoergegevens, dat wil zeggen gegevens die door de gebruiker zelf moeten worden ingevoerd. Daarbij gaat het om brongegevens, de sector gegevens over het te verwachten wegverkeer (type weg, wegvakken, verkeersintensiteiten van de te onderscheiden categorieën motorvoertuigen), de mate van congestie, de geldende snelheidslimiet en eventueel de samenstelling van het (eigen) wagenpark).
Keuzen 'maatwerk' invoergegevens moeten worden overgelegd
In de uitspraak van 18 juli 2018 overweegt de Afdeling dat de minister inzichtelijk moet maken op welke 'maatwerk' invoergegevens het besluit is gebaseerd. De 'maatwerk' invoergegevens moeten worden overgelegd als op de zaak betrekking hebbende stukken als bedoeld in artikel 8:42 Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit betekent volgens de Afdeling niet dat alle kaarten en tabellen met gegevens per wegvak in of met het besluit moeten worden overgelegd of ter beschikking worden gesteld. Voldoende is dat in of met het besluit duidelijk is gemaakt welke keuzen bij de invoer zijn gemaakt ten aanzien van de 'maatwerk' invoergegevens.
In beginsel geen verplichting om standaardinvoergegevens over te leggen
Vervolgens overweegt de Afdeling dat de gebruikte standaardinvoergegevens niet zonder meer verplicht uit eigen beweging hoeven te worden overgelegd. Dat betekent dus een nuancering ten opzichte van de algemene norm zoals geformuleerd in de uitspraak van 17 mei 2017.
Verdergaande beschikbaarstelling op verzoek
Hiervoor werden de hoofdregels weergegeven voor het ter beschikking stellen van de 'maatwerk' invoergegevens en de standaardinvoergegevens. Belanghebbenden kunnen de minister evenwel verzoeken om beschikbaarstelling van (informatie over) standaardgegevens dan wel van de maatwerkgegevens in de vorm zoals ingevoerd. De minister moet die informatie dan ter beschikking stellen. Het verzoek van belanghebbenden moet zijn gespecificeerd en tijdig in de procedure worden gedaan. Doet men dat niet dan loopt men het risico dat de gegevens pas na de 10 dagentermijn van artikel 8:58 lid 1 Awb worden verstrekt en het in strijd met de goede procesorde is om de stukken alsnog aan het dossier toe te voegen.
Uit de uitspraak van 18 juli 2018 blijkt dat Natuurmonumenten en anderen pas laat in de procedure hebben verzocht om de volledige 'maatwerk' invoergegevens, waardoor die gegevens pas na het verstrijken van de 10 dagentermijn zijn verstrekt. Nu dat niet aan de minister kan worden verweten, faalt de beroepsgrond van Natuurmonumenten en anderen dat de minister de gegevens in de vorm zoals ingevoerd ter beschikking had moeten stellen.
Algorithmic accountability
De verfijning in onderhavige uitspraak van de normen waaraan geautomatiseerde besluitvorming moet voldoen, past in een bredere discussie die momenteel volop wordt gevoerd over algorithmic accountability. Het gaat er hier om dat geautomatiseerde, op algoritmes gebaseerde, besluitvorming zoveel mogelijk onafhankelijk controleerbaar en transparant moet zijn (zie de bijdrage in het Advocatenblad van de Algemeen deken van de Nederlandse orde van advocaten, Bart van Tongeren, over Algoritmes in de rechtsstaat). Inspiratie hiervoor kan onder meer worden ontleend aan de disclosure-bepalingen die voor geautomatiseerde besluitvorming zijn opgenomen in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Zo moet de betrokkene actief (en ook op verzoek) worden geïnformeerd over het gebruik van geautomatiseerde besluitvorming (art. 13 lid 2 aanhef en onder f AVG; art. 14 lid 2 aanhef en onder g AVG; art. 15 lid 1 aanhef en onder h AVG). Daarbij moeten in ieder geval nuttige informatie over de onderliggende logica, alsmede het belang en de verwachte gevolgen van de verwerking voor de betrokkene worden verstrekt. Zie verder het Stibbeblogbericht over de gevolgen van de AVG voor geautomatiseerde besluitvorming door de overheid.