De rechtspositie van financiële instellingen ten aanzien van richtsnoeren en aanbevelingen van European Supervisory Authorities: Europese pseudowetgeving?
Marktpartijen moeten zich ook tot het uiterste inspannen om aan deze soft law te voldoen. Nationale bevoegde autoriteiten voldoen slechts in uitzonderlijke gevallen niet aan ESA soft law. De ESA richtsnoeren en aanbevelingen kunnen handzaam zijn voor de praktijk, met name op die gebieden waar het Unierecht onduidelijke begrippen en open normen bevat. Het feit dat ESA soft law door de verschillende betrokken actoren in de praktijk ook in aanmerking wordt genomen, komt de beoogde gemeenschappelijke, uniforme en consistente toepassing van het Unierecht ten goede. Echter, juist vanwege het dwingende karakter van deze ESA soft law in de praktijk en het gebrek aan democratische legitimatie bij de totstandkoming ervan menen wij dat marktpartijen, de nationale wetgever, nationale bevoegde toezichthouders en nationale rechterlijke instanties de taak hebben om zich kritisch op te stellen. Dit kan zowel bij de totstandkoming van ESA soft law tijdens de consultatieperiode als daarna, indien discussie bestaat over de interpretatie van ESA soft law, bijvoorbeeld tussen een financiële instelling en een nationale bevoegde toezichthouder. ESA soft law is immers geen bindend Unierecht en de interpretatie die de ESA’s daaraan geven (en: de toepassing daarvan door een nationale bevoegde toezichthouder) hoeft niet de juiste te zijn. Het is uiteindelijk aan het Hof van Justitie van de Europese Unie om het (bindende) Unierecht te interpreteren.
Dit artikel is gepubliceerd in Ondernemingsrecht 2017/144.