Nieuw pensioenstelsel krijgt vorm in hoofdlijnennotitie

Article
NL Law

Kabinet, werkgevers- en werknemersorganisaties hebben in juni 2019 een principeakkoord bereikt over een nieuw pensioenstelsel (het Pensioenakkoord). Op 22 juni 2020 zond minister Koolmees de langverwachte “Hoofdlijnennotitie uitwerking pensioenakkoord” (hoofdlijnennotitie) aan de Tweede Kamer. In deze hoofdlijnennotitie worden de afspraken uit het Pensioenakkoord nader uitgewerkt.

 

Op dit moment is er nog geen definitief akkoord over de in de hoofdlijnennotitie opgenomen uitwerking van het Pensioenakkoord: op 4 juli 2020 moet het ledenparlement van de FNV hierover nog stemmen. Hieronder bespreken wij de belangrijkste onderwerpen uit de hoofdlijnennotitie.

Nieuw pensioencontract en behoud van de bestaande beschikbare premieregeling

Het nieuwe pensioencontract is een premieovereenkomst. Er zijn geen nominale pensioenaanspraken en -rechten meer, ook de bijbehorende berekening van de pensioenverplichtingen middels de rekenrente en het gebruik van de dekkingsgraad komen te vervallen. De sociale partners stellen een pensioendoelstelling vast en komen een daarbij passende premie overeen voor een vooraf afgesproken periode. Deze premie wordt met regelmaat getoetst aan de pensioendoelstelling. Een verplicht onderdeel van het nieuwe pensioencontract is de zogeheten solidariteitsreserve die opgebouwd wordt uit de premie en/of het overrendement. Deze solidariteitsreserve heeft een maximale omvang van 15% van het vermogen van het pensioenfonds. De inrichting van de solidariteitsreserve (de vul- en uitdeelregels en de gewenste omvang) dient zodanig te zijn dat deze een significante bijdrage levert aan de intergenerationele risicodeling en de stabiliteit. Er wordt collectief belegd, waarbij per leeftijdscohort een passend beleggingsbeleid wordt bepaald. De uitkering van het pensioen gebeurt door onttrekking uit het pensioenvermogen van de deelnemer op basis van een prudent projectierendement. Schokken (mee- en tegenvallers) worden tijdens de uitkeringsfase voor elke deelnemer over maximaal tien jaar verwerkt (‘spreiden met jezelf’). Het langlevenrisico wordt onderling tussen de deelnemers verdeeld.

Naast het nieuwe pensioencontract bestaat de mogelijkheid te kiezen voor de huidige bestaande beschikbare premieregeling, inclusief doorbeleggen na de pensioendatum (de vaste uitkering na de pensioendatum blijft ook mogelijk). Het wordt mogelijk om een aantal solidariteitselementen toe te voegen aan de beschikbare premieregeling, zoals de solidariteitsreserve. Dit is voornamelijk van belang voor bedrijfstakpensioenfondsen die willen kiezen voor de beschikbare premieregeling en die in het kader van de juridische houdbaarheid van de verplichtstelling voldoende solidaire elementen in de pensioenregeling nodig hebben.

Transitie naar een nieuw pensioencontract met een leeftijdsonafhankelijke premie

Naast de invoering van het nieuwe pensioencontract wordt de doorsneesystematiek afgeschaft. In plaats hiervan wordt voor alle pensioencontracten een leeftijdsonafhankelijke premie verplicht gesteld, in combinatie met een actuarieel neutrale systematiek van pensioenverwerving. Dit betekent dat jonge deelnemers meer pensioen opbouwen dan nu het geval is; naarmate zij ouder worden bouwen zij minder pensioen op. Het gevolg is dat alle pensioenregelingen moeten worden aangepast. Dit gaat gepaard met een complex transitievraagstuk.

Transitieplan
De werkgever wordt wettelijk verplicht een transitieplan op te stellen. Het transitieplan bevat ten minste de volgende onderdelen.

  1. Het gekozen pensioencontract.
  2.  Informatie over hoe wordt omgegaan met bestaande pensioenaanspraken en -rechten, invaren is hierbij de standaard.
  3. Een overzicht van de effecten per leeftijdscohort van de overstap op een (nieuwe) premieregeling met leeftijdsonafhankelijke premies.
  4. De gemaakte afspraken over adequate compensatie voor deze cohorten.
  5. Een financieringsplan voor de compensatie.

Invaren
Het kabinet gaat de technische wijze voorschrijven waarop bestaande pensioenaanspraken en pensioenrechtenrechten worden omgerekend naar de nieuwe pensioencontracten. Pensioenfondsbesturen houden hierbij de verantwoordelijkheid en de vrijheid om te bepalen wat een evenwichtige uitkomst is. Invaren wordt niet verplicht, het is mogelijk om niet in te varen indien dit goed gemotiveerd wordt.

Compensatie
Nadelen voor de hoogte van het te verwachten pensioen als gevolg van de overstap naar een nieuw pensioencontract en de afschaffing van de doorsneesystematiek moeten adequaat en kostenneutraal worden gecompenseerd. Uit berekeningen van het CPB en dertien verschillende pensioenfondsen blijkt dat er in veel gevallen geen nadeel, maar een voordeel is voor de verwachte hoogte van het pensioen. De negatieve effecten als gevolg van de afschaffing van de doorsneesystematiek worden veelal opgeheven door de (positieve) effecten van andere verdeelregels in het nieuwe pensioencontract. Deelnemers krijgen persoonlijk inzicht in de hoogte van hun pensioen dat zij vóór de overstap mochten verwachten en het verwachte pensioen na de overstap. Bij een overstap van een werknemer naar een andere werkgever wordt de compensatie bij de pensioenregeling van de oude werkgever voor de betreffende werknemer stopgezet. Bij de nieuwe werkgever ontvangt de werknemer de voor die werkgever geldende compensatieregeling.

Voor bestaande beschikbare premieregelingen wordt het anders. Daarvoor geldt dat geen compensatie kan worden geboden vanuit de overgang naar een nieuw contract. Werkgevers kunnen ervoor kiezen om voor bestaande deelnemers in beschikbare premieregelingen met de huidige stijgende premiestaffel te blijven werken. Nieuwe werknemers zullen starten in de nieuwe systematiek en bouwen pensioen op met een vlakke premiestaffel.

Transitiecommissie
Er wordt tot 2026 een landelijke transitiecommissie ingesteld. De taakopdracht van deze commissie wordt wettelijk vastgelegd. In het uiterste geval dat sociale partners er niet tijdig uitkomen, speelt de transitiecommissie eerst een rol als mediator en uiteindelijk een (bindend) adviserende rol.

Fiscaal kader

Er komt een maximale fiscale premiegrens voor alle pensioencontracten. Op basis van de huidige inzichten zal de fiscale premiegrens 33% van de pensioengrondslag zijn, exclusief kosten- en risico-opslagen. Bij die premiegrens kan in het nieuwe stelsel de in het Pensioenakkoord geformuleerde (maximale) pensioenambitie van 75% van het middelloon in 40 opbouwjaren fiscaal worden gefaciliteerd. Eens per vijf jaar zal de premiegrens door het kabinet herzien worden. Alleen bij schokken als gevolg van aanpassingen in de te gebruiken scenarioset van DNB, waardoor de premiegrens meer dan 5%-punt stijgt of daalt, zal er tussentijds aanpassing plaatsvinden. In het kader van compensatieregelingen mag er over een periode van tien jaar meer premie worden ingelegd, hiervoor heeft het kabinet 1 miljard euro ingeruimd in het budget. Voor bestaande bijstortings- en toeslagverplichtingen zal, in de situatie van niet-invaren, binnen het fiscale kader ruimte worden geboden. Deze ruimte zal beperkt worden tot al bestaande bijstortings- en toeslagverplichtingen voor op het moment van overgang reeds opgebouwde pensioenen.

Juridische risico’s

Het kabinet heeft de juridische risico’s met betrekking tot het eigendomsrecht, het behoud van de verplichtstelling en gelijke behandeling onderzocht. Het kabinet stelt op basis van verkregen adviezen dat de juridische risico’s (zeer) beperkt zijn en het nieuwe pensioenstelsel juridisch houdbaar is.

Geen korting bij dekkingsgraad boven 90%

De vrijstellingsregeling die eind 2019 voor korting is toegepast wordt ook in 2020 ingezet. Dit betekent dat pensioenfondsen die op 31 december 2020 een dekkingsgraad hebben van meer dan 90% in 2021 geen korting van de pensioenrechten en pensioenaanspraken hoeven door te voeren.

Planning

Het kabinet streeft ernaar het benodigde wetsvoorstel begin 2021 bij de Tweede Kamer in te dienen. Dit met het oog op de inwerkingtreding van het aangepaste wettelijke kader, waaronder het fiscale kader, per 1 januari 2022. Het nieuwe pensioenstelsel kan in dat geval uiterlijk per 1 januari 2026 op alle pensioenregelingen, bij alle pensioenuitvoerders, van toepassing zijn. Om ervoor te zorgen dat de ingangsdatum van 1 januari 2026 in alle gevallen gehaald wordt, wordt wettelijk voorgeschreven wanneer bepaalde mijlpalen gehaald moeten zijn en wie daarvoor verantwoordelijk is.