Ingevolge lid 1 van art. 2:294 BW kan de rechtbank de statuten slechts wijzigen, indien ongewijzigde handhaving van de statuten zou leiden tot gevolgen die bij de oprichting redelijkerwijze niet kunnen zijn gewild en de statuten de mogelijkheid van wijziging niet voorzien (of degene die daartoe bevoegd is, dit nalaat). In lid 2 van dat artikel is bepaald dat de rechtbank daarbij zo min mogelijk van de bestaande statuten afwijkt.
In het algemeen wordt dan ook aangenomen dat de rechter bij wijziging van de statuten niet verder mag gaan dan strikt noodzakelijk, en dus terughoudend moet zijn. Dat geldt temeer indien het een stichting betreft die haar doel dient met haar door schenking of erfrechtelijke verkrijging gevormde vermogen, omdat in dat geval de intenties van de weldoener een bijzondere bescherming verdienen.
Paul Quist schreef de annotatie bij deze uitspraak. Deze noot is gepubliceerd in JOR 2015/202.
Lees de volledige annotatie.